Toetsvragen analyseren

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieNederlands+1Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Doel les

- Je herkent de 3 typen vragen

- Je kunt puntwoorden en doewoorden uit een vraag halen

- Je kunt  je antwoord gestructureerd opschrijven

Slide 2 - Diapositive

3 typen vragen
- vragen zonder inleidende context
- vragen met relevante inleidende context
- vragen met niet relevante inleidende ontext

Slide 3 - Diapositive

vraag zonder inleidende context

Slide 4 - Diapositive

vraag met relevante context

Slide 5 - Diapositive

vraag met niet relevante context

Slide 6 - Diapositive

Doewoorden
geven een actie aan in de zin:
bijvoorbeeld: leg uit, beredeneer, vergelijk, beschrijf.

Slide 7 - Diapositive

Puntwoorden
zijn vaak belangrijke begrippen van het vak.
Ze worden puntwoorden genoemd omdat ze nodig zijn om  punten te verdienen, bv hartinfarct.
Het kan ook een woordgroep zijn;
bv ontregeling in de hartslagfrequentie.

Slide 8 - Diapositive

Oefening
  • - Leg uit dat de kiemlaag en hoornlaag niet zonder elkaar zouden kunnen bestaan.
  • - Kleurenblindheid komt bij mannen vaker voor dan bij vrouwen. Kleurenblindheid is een eigenschap die ligt op het X-chromosoom. Beredeneer waarom mannen eerder een genetische aandoening krijgen dan vrouwen als deze X-chromosomaal is.

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn de doewoorden
in deze twee vragen?

Slide 10 - Question ouverte

Wat zijn de puntwoorden
in deze twee vragen?

Slide 11 - Question ouverte

voorbeelden
  • Leg uit dat de kiemlaag en hoornlaag niet zonder elkaar zouden kunnen bestaan.
  • Kleurenblindheid komt bij mannen vaker voor dan bij vrouwen. Kleurenblindheid is een eigenschap die ligt op het X-chromosoom. Beredeneer waarom mannen eerder een genetische aandoening krijgen dan vrouwen als deze X-chromosomaal is.

Slide 12 - Diapositive

Signaalwoorden/ verbindingswoorden
Signaalwoorden zijn woorden die een oorzakelijk verband, redengevend verband of concluderend verband aangeven.

doordat (oorzaak en gevolg)
omdat (argument)
want (conclusie)


Slide 13 - Diapositive

oorzakelijk verband:
doordat, daardoor, als gevolg van, zodat.
redengevend verband:
daarom, omdat, immers, dat blijkt uit
concluderend verband:
dus, daarom, kortom, al met al
Het te strak gespannen volleybalnet kwam plotseling naar beneden, daardoor moest de wedstrijd even onderbroken worden.
Die sufferd van een Koen heeft de docent scheikunde beledigd, daarom is hij een maand geschorst.
Hoewel hij met goede SE-cijfers aan het eindexamen begon, is hij vorig jaar helaas toch gezakt. Je moet daarom nooit te vroeg juichen!

Slide 14 - Diapositive

biologie voorbeelden
Eiwitten dienen als bouwstoffen, ...[daarom]... moet je er genoeg van binnen krijgen.

Insuline is belangrijk voor de bloedsuikerspiegel,...[omdat]...de bloedsuikerspiegel te hoog is zonder dit hormoon.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Benodigdheden
Vragen biologie, aardrijkskunde of geschiedenis.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht
Pak je geschiedenis-, biologie- of aardrijkskundeboek. En zoek een moeilijke vraag.
 1. Omcirkel het doewoord.
2. Onderstreep de puntwoorden.
Overleg met je buurman/ buurvrouw of je het goed hebt gedaan.


Slide 18 - Diapositive

Opdracht
3. Ondergolf de signaalwoorden
4. Leg alle puntwoorden uit.
5. Formuleer een slotzin
Controleer of het signaalwoord en het gevraagde verband in je antwoord goed is verwerkt.
Overleg met je buurman/ buurvrouw of je het goed hebt gedaan.


Slide 19 - Diapositive

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd?

Slide 20 - Question ouverte