H7 evolutie vwo4 7.1 en 7.2

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is evolutie?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

Zijn er bewijzen voor evolutie?
Verstandskiezen, oorspieren, kippenvel of de blinde darm. Deze rudimentaire lichaamsdelen kunnen gezien worden als bewijs voor evolutie. Onze voorouders hadden waarschijnlijk wel baat bij draaiende oren waardoor ze beter richting konden horen. Het overblijfsel van de oorspieren is terug te zien bij mensen die een piepklein beetje hun oren kunnen bewegen. Ook laat onderzoek zien dat er zenuwen gaan vuren bij het linker of rechter oor zodra er een geluidsbron links dan wel rechts afspeelt. Klaarblijkelijk sturen deze zenuwen oorspieren aan merken we hier zelf niets meer van omdat onze oorspieren niet sterk genoeg meer ontwikkeld zijn om de oorschelpen te kunnen draaien in de richting van het geluid. Deze en andere voorbeelden worden getoond in dit Engelstalige Youtube filmpje getiteld Proof of evolution that you can find on your body, zie volgende slide!

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Het stuitje van de mens zou een aanwijzing kunnen zijn dat onze voorouders een staart hadden. Bedenk waarom de mens nu geen staart nodig heeft, maar onze verre voorouders wel.

Slide 6 - Question ouverte

Ontstaan van het leven
  • Scheppingsverhaal: God heeft alles gemaakt = creationisme
  • Evolutietheorieën: soorten veranderen en nieuwe ontstaan (Lamarck en Darwin)

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Ontstaan nieuwe soorten
In elke omgeving voeren organismen een dagelijkse strijd om te overleven: 

  • struggle for life (§1). De omgeving oefent een selectiedruk uit op de overlevingskansen van individuen, bijvoorbeeld door een jarenlange grote droogte in een ecosysteem. 
  • Individuen met eigenschappen die gunstig zijn bij die selectiedruk, hebben betere kansen in de strijd om het bestaan: survival of the fittest(§1). De ‘fittest’ zijn de individuen in een populatie die het best zijn aangepast aan de selectiedruk, ze kunnen goed overleven en krijgen de meeste nakomelingen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Klopt de evolutie van de Pokémons
volgens de evolutie-theorie?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Voorwaarden voor evolutie
Darwin merkte op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten een belangrijke voorwaarde is bij dit proces van natuurlijke selectie.
Na Darwin ontdekten wetenschappers dat mutaties in het DNA en recombinatie van erfelijk materiaal door geslachtelijk voortplanting voor die grote variatie zorgen (H5)
Neo-Darwinisme

Slide 14 - Diapositive

Ontstaan lange nek bij giraffes
Lamarck. De giraffe krijgt tijdens zijn leven een langere nek door het strekken van de nek naar hogere blaadjes. 

Darwin. De giraffen met de korte nek gaan dood, zodat er steeds meer giraffen komen met lange nekken (natuurlijke selectie)

  • Welk idee is juist? 
  • Vooral Darwin! Maar Lamarck ook bleek
      later door ontdekking epigenetica
Lamarck
een andere verklaring (theorie) dan Darwin

Slide 15 - Diapositive


Wat is de goede volgorde van evolutie?
A
Survival of the fittest, natuurlijke selectie, genetische variatie, overerving goede eigenschappen
B
Genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
C
Natuurlijke selectie, genetische variatie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
D
Genetische variatie, survival of the fittest, natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen

Slide 16 - Quiz


Evolutie treedt volgens Darwin 
op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.

Slide 17 - Quiz

HUISWERK
Lees 7.1 goed door en maak
opdrachten 1 t/m 4

Slide 18 - Diapositive

Co-evolutie: evolutie waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en samen verder evolueren
Een voorbeeld daarvan zijn de ruwe salamander (Taricha granulosa) en de gewone kousenbandslang (Thamnophis sirtalis). De salamanders produceerden tetrodotoxine, een zeer giftige stof, waardoor de meeste roofdieren verlamd raakten en stikten. Mutaties in het DNA (H5) in sommige kousenbandslangen, leidden tot resistentie tegen het gif van de salamanders. Door deze nieuwe selectiedruk overleefden alleen de salamanders met een nog sterkere gifstof en vervolgens alleen de slangen met een nog betere resistentie.

Slide 19 - Diapositive

Bij welke van onderstaande samenlevingsvormen is de kans het grootst dat er co-evolutie plaatsvindt?
(tip: er moet wél selectiedruk zijn!)
A
als beide soorten voordeel hebben van elkaars aanwezigheid
B
als de één voordeel heeft en de andere geen nadeel heeft
C
als de ene soort parasiteert op de andere
D
als de ene soort de predator is en de andere de prooi

Slide 20 - Quiz

Uitleg vorige vraag
De kans op co-evolutie is het grootst als beide soorten sterk afhankelijk van elkaar zijn (specialisatie) en als beide soorten grote selectiedruk op elkaar uitoefenen. Als één of beide soorten voordeel van elkaars aanwezigheid hebben, is er geen noodzaak tot evolutie (A en B). En parasieten zijn over het algemeen sterker gespecialiseerd in hun gastheer dan predatoren in hun prooi (antwoord D).

Slide 21 - Diapositive

Neo-Darwinisme

Evolutietheorie wordt onderbouwd door 3 belangrijke feiten/bewijzen:

  1. Variatie in erfelijke eigenschappen
  2. Soortvorming door isolatie
  3. Natuurlijke selectie

Slide 22 - Diapositive

Variatie in het genotype
1. Geslachtelijke voortplanting

nieuwe paren/recombinaties van bestaande genen/eigenschappen

2. Mutaties

Slide 23 - Diapositive

Soortvorming
1. Allopatrische soortvorming
   = soortvorming door isolatie

2. Sympatrische soortvorming
   = soortvorming zonder isolatie 

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Natuurlijke selectie
  • gunstige genen
  • grotere overlevingskans
  • voortplantende nakomelingen
Individuen die het beste aangepast zijn aan het milieu hebben 
de grootste overlevingskans

SURVIVAL OF THE FITTEST

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

allopatrische soortvorming en sympatrische soortvorming
  • allopatrisch:  evolutie van soorten door een splitsing van een populatie door een barrière (gebergte, rivier etc)
  • sympatrisch: evolutie van soorten doordat individuen binnen hetzelfde gebied zich uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep. Voorbeeld: vrouwtjesvissen kiezen selectief een man met een bepaalde kleur=seksuele selectie

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Wetenschappers onderscheiden allopatrische en sympatrische soortvorming. Bij welke vorm hoort deze omschrijving? "Een vissoort in 1 meer splitst zich op in een groep die zich in het open water voortplant en een groep die zich op de bodem voortplant"
A
allopatrisch
B
sympatrisch

Slide 30 - Quiz

Hagedissen van 1 soort raken gescheiden door een kloof waardoor de hagedissen aan de ene kant van de kloof niet meer kunnen voortplanten met de hagedissen aan de andere kant van de kloof
A
allopatrisch
B
sympatrisch

Slide 31 - Quiz

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Door ......................... kunnen individuen van dezelfde soort steeds meer verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 32 - Question de remorquage

Kunstmatige selectie =
het mechanisme waarmee bepaalde eigenschappen of een combinatie van eigenschappen bewust worden geselecteerd bij het fokken van dieren of veredeling en teelt van planten.


Slide 33 - Diapositive

Hieronder volgen twee voorbeelden van organismen die zich aanpassen aan hun veranderende omgeving.
I Door grootschalige visserij zijn kabeljauw en schol op jongere leeftijd en bij een kleiner formaat geslachtsrijp.
II In ziekenhuizen waar mensen veel antibiotica gebruiken, ontstaan bacteriën die resistent zijn voor de meest gebruikte antibiotica.

Bij welk voorbeeld is sprake van kunstmatige selectie?
A
bij 1 en 2
B
bij 1
C
bij 2
D
niet bij 1 en niet bij 2

Slide 34 - Quiz

In beide voorbeelden oefent DE MENS de selectiedruk uit en daarom is het kunstmatige selectie.
Zonder de mens had deze evolutie niet (of anders) plaatsgevonden.

Slide 35 - Diapositive

HUISWERK
Bestudeer 7.2 en maak
opdrachten 1 t/m 4

Slide 36 - Diapositive