Overtuigen

Overtuigen
Welkom H4C

Leg je oefenboek, theorieboek, pen en papier op tafel. 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Overtuigen
Welkom H4C

Leg je oefenboek, theorieboek, pen en papier op tafel. 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
- overzicht pto 2

- H. 19 Overtuigen (blz. 102)
Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat. 



Slide 2 - Diapositive

H. 19 Overtuigen (blz. 102)
Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat. 


Wanneer heb jij voor het laatst iemand ergens van proberen te overtuigen? Hoe deed je dat? Lukte het?
timer
1:30

Slide 3 - Diapositive

Schrijf in stilte op:

Wat is het verschil tussen een waarderende en feitelijke uitspraak?
timer
30:00

Slide 4 - Diapositive

Welke zin(nen) bevat(ten) feitelijke uitspraken? Welke zin(nen) waarderende uitspraken

1. De schooldag begint elke dag om 08:30 uur. 
2. In Nederland is de leerplicht van toepassing tot 18 jaar.
3. Nederlands is een heel moeilijk vak. 
4. De kantine van onze school heeft de lekkerste broodjes in de hele stad. 

Test jezelf: schrijf in stilte
timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Feitelijke uitspraak: je kan controleren of het waar is of onwaar.

Waarderende uitspraak: oordeel van wat goed, slecht, mooi of lelijk is. Kun je niet goed controleren.

Slide 6 - Diapositive

Argumenteren: iemand overtuigen met taal

Standpunt: mening/ visie/ opvatting/ stelling/ claim / conclusie.

Argumenten: ondersteunen je standpunt

Argumentatie/ betoog/ redenering: alle argumenten bij elkaar. 


Slide 7 - Diapositive

argumenteren
standpunt
betoog
argumenten
iemand overtuigen met taal
mening/opvatting
alle argumenten bij elkaar. 
ondersteunen je standpunt

Slide 8 - Question de remorquage

Signaalwoorden voor het argument
- omdat, want, aangezien, immers

Ik vind blauw een mooie kleur, want het is de kleur van de lucht. 

Te veel tijd op sociale media kan zorgen voor een slaaptekort. Kinderen zouden minder tijd op sociale media moeten doorbrengen. 




Slide 9 - Diapositive

Dat de maximum snelheid op de snelweg is verlaagd is goed. Het is beter voor het milieu.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 10 - Quiz

Snelle e-bikes zijn vaker betrokken bij ongelukken: mij zal je niet op zo'n ding zien.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 11 - Quiz

Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 12 - Quiz

Gisteren lukte je het ook al niet, stop er nu maar mee!
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 13 - Quiz

Het gaat straks regenen, ik zou maar een paraplu meenemen.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 14 - Quiz

1. Lees de theorie op blz. 102-103. 

2. Maak opdracht 1 t/m 3, 5 en 6 (blz. 94). 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive


Werk aan het leerplan in Numo.

Slide 17 - Diapositive