do 25 jan zinsdelen

zinsdelen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

zinsdelen

Slide 1 - Diapositive


Grammatica - zinsdelen

Persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 3 - Diapositive

ZINSDELEN

Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen
Het onderwerp [ow] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | vorige week | een film | gekeken.

Het  gezegde [wg]  is ook een zinsdeel.
Het lijdend voorwerp [lv] is ook een zinsdeel, er wordt iets mee gedaan.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 6 - Diapositive

Zinsdelen
Het onderwerp [ow] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | vorige week | een film | gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde [wg] is ook een zinsdeel.

Slide 7 - Diapositive

Grammatica - Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.


Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.

Slide 8 - Diapositive

zinsdelen
Hierna komen een paar zinnen. Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Doe het zo:
Ik / zet / streepjes / tussen de zinsdelen.

Slide 9 - Diapositive

zinsdelen
1. Ik eet een pizza. 
2. Wij hebben vorige week vakantie gehad.
3. Gisteren zijn de bladeren weggeveegd. 
4. Op veel plekken in de wereld doen mensen mee aan de Hyrox wedstrijden. 

Zet streepjes tussen de zinsdelen. 

Slide 10 - Diapositive

Verdeel de zin in drie zinsdelen door te slepen.
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket

Slide 11 - Question de remorquage

Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts.

Slide 12 - Question de remorquage

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal

Slide 13 - Question de remorquage

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Niet
iedereen
kan
een
prijs
winnen
vandaag

Slide 14 - Question de remorquage

Opdracht: geef aan welke woorden bij hetzelfde zinsdeel horen. Begin vooraan in de zin (ik = zinsdeel 1). Dus er kunnen meerdere woorden in een zinsdeel zitten. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
vind
dit
onderdeel
van
Nederlands
leuk

Slide 15 - Question de remorquage

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
maak
straks
mijn
opdrachten
wel

Slide 16 - Question de remorquage

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 17 - Question de remorquage