,

Introductie massacultuur

MASSACULTUUR 


1950- heden
Inleiding, hfd. 1
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

MASSACULTUUR 


1950- heden
Inleiding, hfd. 1

Slide 1 - Diapositive

Tweede examenonderdeel: Massacultuur
  1950-heden






Periode 3 en 4
SE toets- Einde periode 4

Slide 2 - Diapositive

MASSACULTUUR= KUNST VOOR DE MASSA
1950- tot heden
Vanaf de jaren zestig ontstond een overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa mensen bepaald werd: de massacultuur. De grenzen tussen wat tot nu toe de KUNST genoemd was en het vermaak vervagen. 
De kunstenaars en makers worden beïnvloed door de smaak door de massa (vaak jongeren). 


 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bekijk een trailer.

Dit filmfragment  heeft veel te maken met het onderwerp "MASSACULTUUR"

Waarom zou deze film veel te maken hebben met dit onderwerp? Denk aan het verhaal, filmbeelden en muziek.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Leerdoelen

1. Je herkent een tijdperk van de cultuur van de massa.
2. Je kent de begrippen massacultuur, massamedia, consumptiemaatschappij,  hoge, lage kunst, postmodernisme, eclectisch, popcultuur.
3. Je kunt voorbeelden in verschillende disciplines van deze begrippen geven 




Slide 7 - Diapositive


OPDRACHT: 
Lees de EPILOOG in het leerboek op pagina 90.
1. Noteer in je schrift woorden die je niet begrijpt.

2. Noteer de antwoorden op deze vragen:

- Wat gebeurt in de wereld na 1945 op een politiek vlak?
- Wat gebeurt er op een cultureel vlak?

Slide 8 - Diapositive

timer
0:30
Welke belangrijke gebeurtenissen vonden plaats na 1945 tot heden?
Denk breed aan de politiek, techniek, maatschappij, cultuur...

Slide 9 - Carte mentale

Na de Tweede Wereldoorlog (+/- na 1950)
Amerika helpt West Europa met het Marshallplan

Marshallplan: een hulpplan van na de Tweede Wereldoorlog dat Europa moest helpen met de economische wederopbouw
Steeds meer mensen kunnen kunst maken, niet alleen de hogere klasse of de elite
Consumptiemaatschappij
Reclames
Bekende merken
Mensen hebben meer geld
Mensen werken minder en hebben meer vrije tijd

Slide 10 - Diapositive

Wat speelde er in de wereld?
1945: Oprichting Verenigde Naties
1945-1989  Koude Oorlog
1945: Begin Marshallhulp
1945-55 Hoogtijdagen bebop
1946 Ontstaan abstract expressionisme
1956- Ontstaan Pop -Art
1957- Musical West Side story

1956- Ontstaan popart
1957- West Side Story musical
jaren 60- tig Vietnamoorlog
1969- Woodstock Concert, Summer of Love, Power flower tijd
Jaren 70- tig - opkomst postmodernisme
1989- Val van de Berlijnse Muur
Jaren negentig- opkomst internet


2001- Aanslagen9/11

2000- opkomst internet kunst en youtube
2008- Economische crisis
2022- heden opkomst AI

Slide 11 - Diapositive

OPDRACHT:
In groepjes van 4 leg uit wat deze afbeeldingen met de massacultuur te maken hebben? Noteer de antwoorden in je schrift.
Tijd 7 min.


Slide 12 - Diapositive

Waardoor ontstond de massacultuur?
  • Toenemende democratisering: 
vrijheid en gelijkheid voor iedereen, macht en kennis niet alleen van de elite.
  • Toegankelijkheid van het onderwijs
(onderwijs voor iedereen, niet meer alleen voor de elite)
  • Groeiende welvaart en meer vrije tijd
toenemende koopkracht: iedereen heeft meer geld te besteden waardoor aanbod van producten en diensten groeit
  • De nieuwe massamedia
radio, tv, later internet zorgen voor informatie en amusement voor alle lagen van de bevolking

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Bij welke kunststromingen horen deze kunstwerken?
Waarom horen deze kunstwerken bij de massa cultuur? 
Noteer de antwoorden in je schrift.

Slide 15 - Diapositive

Hoge kunst/ HIGH ART
  • Elitair  (voor mensen met geld en opleiding)
  • Moeilijk te begrijpen zonder kennis van zaken
  • Op officiële kunstplekken zoals musea, concertzalen en theaters.
Lage kunst/ LOW ART
  • Voor de massapubliek
  • Onderdeel van vrijetijds-industrie en amusement
  • Makkelijk toegankelijk via media zoals televisie, radio en internet, bijv. popmuziek, hiphop

Slide 16 - Diapositive

De hoge of de lage kunst? Leg uit.

Slide 17 - Diapositive

HIGH ART VS. LOW ART- vervaagde grenzen
  • Ook komt de (‘lage’ kunst) via kunstenaars als Andy Warhol in het museum terecht waardoor het ook wordt geaccepteerd door de elite. Tegenwoordig is het met de street - art  die ook in musea hangt.

Slide 18 - Diapositive

Postmodernisme
  • Door de stijgende welvaart wil de moderne mens 24 uur per dag genieten en vermaakt worden. (= hedonisme)
    Hier spelen diverse kunstvormen op in: film, muziek, design (mode), beeldende kunsten enz.
  • Ontstaan van het POSTMODERNISME: Kunstenaars die tot deze stroming behoorden vonden dat het niet meer mogelijke was om steeds iets nieuws te verzinnen. Met bestaande kunst/voorwerpen nieuwe kunst maken.


Slide 19 - Diapositive

POSTMODERNISME- KUNST

Slide 20 - Diapositive

Kenmerken postmodernisme 

  •  Weinig of geen diepgaande betekenis
  • Speelsheid is aanwezig/ kitsch, humoristisch
  • "Less is bore"- overdaad aan decoraties, alles met elkaar mixen
  • Kopiëren van stijlen/ stijlen uit het verleden maar op hun manier, bijvoorbeeld klassieke zuilen i.p.v.  marmer van glimmend staal
  • Eclectisch- vermengt verschillende stromingen met elkaar
  • Gebruik maken van clichés
  • Gebruik van de ready mades

Slide 21 - Diapositive


Inleidende opdracht "Massacultuur"

1. Maak nu in duo's de opdrachten 1 t/m 3 van het blad (tijd 15 min.). Bewaar dit blad goed!

Slide 22 - Diapositive

Belangrijkste begrippen
massacultuur: de cultuur van de grote massa, met kunstwerken die onpersoonlijk en oppervlakkig zijn.
massamedia: de pers, radio, film, televisie en internet. Deze vormen van massacommunicatie hadden en hebben nog steeds een belangrijke rol in de verspreiding van deze massacultuur.
hoge en lage kunst: kunst van de elite en kunst van het volk. In de massacultuur vervagen de grenzen tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunst:
postmodernisme: stroming ná het modernisme, waarin men vindt dat je niets nieuws meer hoeft te verzinnen.

Slide 23 - Diapositive