2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel

H2 Cel en Leven
Ik kan uitleggen hoe een cel van een of meer polypeptideketens een werkzaam eiwit maakt.


1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H2 Cel en Leven
Ik kan uitleggen hoe een cel van een of meer polypeptideketens een werkzaam eiwit maakt.


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

2.4 leerdoelen
12. Je beschrijft de bouw van DNA en de DNA-code voor eiwitten.
13. Je beschrijft waarin (de bouw van) RNA verschilt met (die van) DNA en je vertaalt de DNA-code naar RNA-code en andersom.
14. Je vertaalt de RNA-code naar aminozuren en andersom en je beschrijft de vorming en de afwerking van eiwitten door organellen.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel 12
Je beschrijft de bouw van DNA en de DNA-code voor eiwitten.


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Leerdoel 13
Je beschrijft waarin (de bouw van) RNA verschilt met (die van) DNA en je vertaalt de DNA-code naar RNA-code en andersom.


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Leerdoel 14
Je vertaalt de RNA-code naar aminozuren en andersom en je beschrijft de vorming en de afwerking van eiwitten door organellen.


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Uit welke onderdelen bestaat een DNA nucleotide?
A
fosfaatgroep en stikstof base
B
fosfaatgroep, stikstofbase en suikermolecuul
C
OH-groep en fosfaatgroep
D
adenine, guanine, cytosine en thymidine

Slide 16 - Quiz

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Extra oefenvragen!

Slide 22 - Diapositive

Bij het maken van een speekseleiwit gebeuren er veel stappen. Zet de volgende stappen in de juiste volgorde (1,2,3...):
A) Het mRNA verlaat de celkern.
B) In een ribosoom vindt translatie van het mRNA plaats.
C) In het golgi-systeem wordt het product ingepakt.
D) Transcriptie van de template streng.
E) Het speekselenzym verlaat de cel.

Slide 23 - Question ouverte

De stikstofbases C en G zijn altijd complementair aanwezig in DNA. Waarom?
A
dit wordt geregeld tijdens DNA-replicatie
B
er zijn drie H-bruggen mogelijk
C
er zijn twee H-bruggen mogelijk
D
dit wordt geregeld tijdens mitose

Slide 24 - Quiz

Maak de dubbele streng van het DNA molecuul compleet

Slide 25 - Question de remorquage

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 26 - Question de remorquage

Wat is een gen?

Slide 27 - Question ouverte

Noem drie verschillen tussen RNA en DNA

Slide 28 - Question ouverte

Met behulp van de Binas-tabel: uit welke aminozuren bestaat de volgende code?

CUAUGCGAACGUAGACGA

Slide 29 - Question ouverte

Een onderzoeker wil een bepaald enzym veranderen door op een bepaalde plaats in het enzymmolecuul het aminozuur methionine te vervangen door arginine. Het blijkt dat dit mogelijk is door in het DNA in de template streng (= matrijsstreng) één nucleotide te vervangen. Welk nucleotide in de template streng moet hij dan vervangen?
A
een nucleotide met adenine
B
een nucleotide met cytosine
C
een nucleotide met guanine
D
een nucleotide met uracil

Slide 30 - Quiz

2.4 leerdoelen
12. Je beschrijft de bouw van DNA en de DNA-code voor eiwitten.
13. Je beschrijft waarin (de bouw van) RNA verschilt met (die van) DNA en je vertaalt de DNA-code naar RNA-code en andersom.
14. Je vertaalt de RNA-code naar aminozuren en andersom en je beschrijft de vorming en de afwerking van eiwitten door organellen.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive