NN7 - Spelling §10 - Engelse werkwoorden - 3H

Engelse werkwoorden
3havo
Cursus 7 - Spelling - § 10
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Engelse werkwoorden
3havo
Cursus 7 - Spelling - § 10

Slide 1 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden in het Nederlands ken je?

Slide 2 - Question ouverte

Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. 
We vervoegen deze leenwoorden net als Nederlandse werkwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Zo spel je Engelse werkwoorden

  • De ik-vorm tt van een Engels werkwoord maak je meestal door en van het werkwoord af te halen: darten– dart; lobbyen – lobby.
    Als het voor de juiste uitspraak nodig is, blijft de e staan:
    racen – race; faken – fake.

Slide 4 - Diapositive

Zo spel je Engelse werkwoorden

  • Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijf je een enkele medeklinker: stressen – stres, tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de juiste uitspraak: baseballen – baseball.

Slide 5 - Diapositive

Zo spel je Engelse werkwoorden

  • Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwak. In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je dus ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p.

Slide 6 - Diapositive

Zo spel je Engelse werkwoorden

  • Na de klanken [sj] en [tsj] schrijf je t:
    finishen – finishte – gefinisht 
    pitchen – pitchte – gepitcht.

Slide 7 - Diapositive

Zo spel je Engelse werkwoorden

  • Als de eindmedeklinker van de infinitief zonder en op twee manieren kan worden uitgesproken, zoals bij de klanken [f] en [v], [s] en [z], en [dzj] en [tsj], zijn zowel de vormen met t als d correct:
    golfen – golfte – gegolft en golfen – golfde – gegolfd;
    leasen – leasete – geleaset en leasen – leasede – geleased; bridgen – bridgete – gebridget en bridgen – bridgede – gebridged.

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden met 'ik' en 'hij':

Slide 9 - Diapositive

Dat levert dus soms wonderlijke vormen op dit er raar uitzien, maar toch 100% correct zijn.

Kijk maar:


           


Slide 10 - Diapositive

Dat levert dus soms wonderlijke vormen op dit er raar uitzien, maar toch 100% correct zijn.

Kijk maar:

joyriden
ik  ......            
hij  .......  


Slide 11 - Diapositive

Dat levert dus soms wonderlijke vormen op dit er raar uitzien, maar toch 100% correct zijn.

Kijk maar:

joyriden
ik joyride               
hij joyridet             


Slide 12 - Diapositive

Dat levert dus soms wonderlijke vormen op dit er raar uitzien, maar toch 100% correct zijn.

Kijk maar:

joyriden
ik joyride                 verleden tijd:
hij joyridet              verleden tijd:


Slide 13 - Diapositive

Dat levert dus soms wonderlijke vormen op dit er raar uitzien, maar toch 100% correct zijn.

Kijk maar:

joyriden
ik joyride                 verleden tijd: ik joyridede
hij joyridet              verleden tijd: hij joyridede


Slide 14 - Diapositive



  • Dus: begin altijd met de ik-vorm...!!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 20 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 21 - Quiz

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 22 - Quiz

De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
A
interviewt
B
intervieuwt
C
interviewd
D
interviewdde

Slide 23 - Quiz

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 24 - Quiz

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 25 - Quiz

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 26 - Quiz

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 27 - Quiz

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.

Toen we tijdens het personeelsuitje gingen barbecueën,
.......... (grillen) ik een maiskolf voor mezelf.

Slide 28 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.

Tessa heeft alles precies goed ......... (timen), waardoor ze exact op tijd op Schiphol aankomt.

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.

Sien ....... (rugbyen) al jaren bij The Pickwick Players in Deventer en is nu geselecteerd voor Jong Oranje.

Slide 30 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.

Thomas ..... (babysitten) gisteren op zijn zes jaar jongere broertje.

Slide 31 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm. Kies indien mogelijk tt.
Tijdens de vakantie ..... (mountainbiken) Nelson en Chris het liefst elke dag.

Slide 32 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm. Kies indien mogelijk tt.
Voor de dansvoorstelling van vorig jaar ........
(bodypainten) ik mijn benen helemaal met goudverf.

Slide 33 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.

De website zag er heel betrouwbaar uit, maar hij bleek
........ (faken)(voltooid dw) door een onbetrouwbare handelaar.

Slide 34 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.
Ik hoorde laatst dat mijn moeder vroeger met mijn docent aardrijkskunde heeft ......... (daten).

Slide 35 - Question ouverte

Lekker geoefend?
Ga dan nu op je laptop naar de digitale methode van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaar gezet in de planning.

Slide 36 - Diapositive