Flexles klas 1: tt, vt, door elkaar

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom klas 1

Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.

Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift

Stap 3: Noteer welke werkwoordtijden we hebben gehad in de afgelopen flexlessen

Leerdoelen

• Ik kan de persoonsvorm benoemen van een zin.
• Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen.
• Ik kan de persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden correct spellen.
• Ik kan de persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden correct spellen.
• Ik kan onderscheid maken tussen de sterke en zwakke werkwoorden

Wat gaan we doen?

• Eerst een oefening maken (vragen die horen bij het leerdoel).
• Herhaling theorie
• Oefening met behulp van de theorie
• Eindopdracht

Noem 3 manieren om de persoonsvorm te vinden

Benoem de persoonsvorm van deze zin: Wanneer is de laatste les van dit schooljaar?

Theorie

Persoonsvorm: De pv is altijd een werkwoord.

Je kunt de persoonsvorm vinden op 3 manieren:

1. In een andere tijd zetten (van tt naar vt en andersom). Het werkwoord dat van tijd verandert, is de persoonsvorm.
2. Veranderen van getal (van enkelvoud naar meervoud en andersom). Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
3. Een vraagzin maken: Het eerste werkwoord komt dan vooraan.

Wat is de persoonsvorm:
Vandaag moet ik naar de tandarts.

Welk trucje gebruik je voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Noteer de juiste vorm:
In de stad (gebeuren) er altijd van alles.

Noteer de juiste vorm:
Mieke (verven) de muren niet, ze (behangen) de muren veel liever.

Stappenplan werkwoordspelling

Stap 1: Is je werkwoord een persoonsvorm?

Stap 2: Ja? Kies dan de juiste tijd (Tegenwoordige tijd, verleden tijd zwak ww, verleden tijd sterk ww)

Stap 3: Tegenwoordige tijd? Vul lopen in i.p.v. het werkwoord. Hoor je de -t? Dan schrijf je de -t.

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(aanvaarden) Hij ... altijd mijn excuus.

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(draaien) Hij ... er altijd omheen.

Noteer het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord

Benoem een voorbeeld van een zwak werkwoord

Benoem een voorbeeld van een sterk werkwoord

Noteer de persoonsvorm:
Vorige week (komen) Niels op bezoek

Noteer de persoonsvorm:
In 2005 (zijn) de orkaan Katrina

Noteer de persoonsvorm:
In 1996 (gebeuren) een wonder, mijn geboorte

Aan het werk

Je krijgt een eindopdracht van de werkwoordspelling.

Noteer de antwoorden in je schrift. Het papier wil aan het einde van de les weer terug