VVE kinderbrein

Het kinderbrein 
Moduul 13: Taalontwikkeling en VVE
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het kinderbrein 
Moduul 13: Taalontwikkeling en VVE

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
1. De student kan in eigen woorden uitleggen hoe het kinderbrein werkt.
2. De student kan in eigen woorden uitleggen wat de invloed van het aanbieden van ontwikkelingsgerichte activiteiten is op het functioneren van het kinderbrein.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesopzet
Wat weten jullie al over het kinderbrein?
Het brein
Kinderbrein
Baby 0 - 2 jaar
Peuter 2 - 4 jaar
Gevoelige periode
Les evaluatie
Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je over het
kinderbrein?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Het brein
  • Miljarden hersencellen die in verbinding staan
  • Ieder plekje in het brein heeft zijn eigen taak
  • Hersengebieden moeten samenwerken (hersen netwerk)

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Kinderbrein
  • Het kinderbrein ontwikkeld zich enorm snel (foetus 20.000 hersencellen per seconde, volwassenen een paar honderd hersencellen per dag)
  • Hersenen zijn bij de geboorte nog niet af 
  • Eerste twee levensjaren vergroten de hersenen 4 keer
  • Op zes jarige leeftijd bijna net zo groot als volwassenen
  • Goede basis leggen -> verbindingen creëren

  • Vroeger -> 'Tabula Rasa'
  • Genenpakket 
  • Interactie tussen omgeving en kind
  • Ervaringen 
  • Voeding

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe creëren jullie emotionele-veiligheid en voorspelbaarheid op jullie BPV plek?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Veiligheid staat voorop
‘Als een kind zich niet veilig voelt, gaat het niet ontdekken en spelen. En als een kind dat niet durft, ontwikkelt hij zich minder snel.'

  • Voorspelbaarheid
  • Ingaan op emoties
  • Kalmte bewaren
  • Contact maken
  • Verkeerde verbindingen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Baby 0 - 2 jaar
  • Baby’s zien slechts tot 20 centimeter scherp en weinig kleuren
  • Visuele gebied nog niet goed ontwikkeld
  • Een baby moet zien om te leren zien

  • Tastzin
  • Orale fase
  • Verschillende structuren met hun handen onderscheiden

  • Reflexen 
  • Reacties uitlokken (4 - 8 maanden)
  • Gebeurtenissen voorspellen (8 - 12 maanden)
  • Objectpermanentie (8 - 12 maanden)
  • Experimenteren ( 12 - 18 maanden)
  • Mentale representatie ( 18 maanden - 2 jaar)

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat houdt objectpermanentie in?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 2 voorbeelden van ontwikkelingsgerichte activiteiten voor een baby van 0 - 2 jaar?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Peuter 2 - 4 jaar
  • Mentale representatie wordt sterker
  • Animistisch denken
  • Magisch denken

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevoelige periode
  • Diepe interesse
  • Gemakkelijk leren
  • Gevoeligheden duren zo lang als nodig
  • Observeren 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent magisch denken
A
Werkelijkheid en fantasie lopen door elkaar
B
Inzicht in oorzaak en gevolg
C
Wat mag wel en wat mag niet
D
Fantasiedenken

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is Magisch denken?
A
Denken aan Disneyland
B
Levenloze dingen menselijke eigenschappen toekennen
C
geen onderscheid maken in werkelijkheid en fantasie
D
Richten op wat tastbaar is

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je nog?

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Animistisch en magisch denken zijn hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

“Abel zegt tegen moeder dat ze stil moet zijn want de pop slaapt.” Dit is:

A
Animistisch denken
B
Concreet denken
C
Magisch denken
D
Abstract denken

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

“Pim begrijpt niet wat zijn moeder bedoelt als ze vraagt of hij het bestek wil pakken”. Dit is:
A
Animistisch denken
B
Concreet denken
C
Magisch denken
D
Abstract denken

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De stoel is stout, want ik heb pijn nu ik me gestoten heb aan de stoelpoot.
Bovenstaande is een voorbeeld van:
A
Concreet denken
B
Animistisch denken
C
Magisch denken
D
fantasiedenken

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

“Soraya is bang om op de wc te gaan zitten, ze is bang dat ze erin valt en ook doorspoelt.” Dit is:
A
Animistisch denken
B
Concreet denken
C
Magisch denken
D
Abstract denken

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik verstop me voor de stofzuiger om niet opgezogen te worden.
Bovenstaande is een voorbeeld van:
A
Concreet denken
B
Animistisch denken
C
Magisch denken
D
Creatief denken

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als ik val, komt mama mij helpen.

Bovenstaande is een voorbeeld van:
A
Concreet denken
B
Animistisch denken
C
Magisch denken
D
Oplossingsgericht denken

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De knuffel van Joshua is gevallen.
Joshua troost zijn knuffel. Welk begrip over zijn manier van denken valt hieronder?
A
Conservatie
B
Magisch denken
C
Animistisch denken
D
Objectpermanentie

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jolijn begrijpt dat een smal hoog glas niet betekent dat in dat glas meer water kan dan in een breed lager glas.

Van welk begrip is hier sprake?
A
Conservatie
B
Magisch denken
C
Animistisch denken
D
Objectpermanentie

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een schaduw onder het bed wordt een enge draak is een voorbeeld van:
A
Abstract denken
B
Animistisch denken
C
Concreet denken
D
Magisch denken

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het kind geeft aan aan levenloze dingen menselijke eigenschappen. Dit verwijst dan weer naar het feit dat jonge kinderen heel vaak denken dat voorwerpen en dieren dezelfde gedachten en gevoelens kunnen hebben als zijzelf. Dit noemen we:
A
animistisch denken
B
magisch denken
C
sprookjes denken
D
andersom denken

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het kind is bang is om ‘door het badputje weggespoeld te worden’. Want, luidt de kleuterlogica, als er water door het putje wegspoelt kan dat met mij ook gebeuren. Dit noemen we:
A
animistisch denken
B
magisch denken
C
sprookjes denken
D
andersom denken

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het kopje dat een kind laat vallen is stout. Dit is een voorbeeld van
A
Abstract denken
B
Animistisch denken
C
Concreet denken
D
Magisch denken

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het besef dat de hoeveelheid hetzelfde blijft ook al verandert de vorm. Dit is:
A
Constagnatie
B
Objectpermanentie
C
Conservatie
D
Centratie

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een baby herkent het verschil tussen bekenden en vreemden. Als een ouder weg is denkt de baby dat deze weg blijft. Hij gaat dan huilen als hij de ouder niet meer ziet. Welk begrip hoort hierbij?
A
Objectpermanentie
B
Verlatingsangst

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Objectpermanentie
A
Is het vermogen alles te zien
B
Te weten dat er altijd iemand in de buurt is
C
Dat voorwerpen en mensen blijven bestaan ook al zie je ze niet
D
Angst om verlaten te worden

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Magisch denken is een periode in de peutertijd. Kinderen denken dan animistisch. Wat is dat?
A
Kinderen denken dat dieren en dingen gevoel hebben.
B
Kinderen fantaseren veel.
C
Kinderen denken na over iets dat er niet is.
D
Kinderen maken de taak van een begeleider af.

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je geleerd?

Slide 41 - Question ouverte

1. De student kan in eigen woorden uitleggen hoe het kinderbrein werkt.

2. De student kan in eigen woorden uitleggen wat de invloed van het aanbieden van ontwikkelingsgerichte activiteiten is op het functioneren van het kinderbrein.
Hoe vonden jullie de les?
Wat vonden jullie effectief?
Wat zouden jullie de volgende keer graag anders zien?

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Feedback: 1 tip en 1 top

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tot volgende week!
Huiswerk opdracht -> 
Examen lezen en vragen noteren.


Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions