Formuleren lastige werkwoorden kennen/kunnen, liggen/leggen
1 / 17
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Slide 5 - Diapositive
Alle spelers ___ de regels.
Slide 6 - Question ouverte
Heleen ___ wel vier talen.
Slide 7 - Question ouverte
Hij ___ alle nummers van die band uit zijn hoofd.
Slide 8 - Question ouverte
Ik ___ zijn naam niet goed onthouden.
Slide 9 - Question ouverte
___ jullie mij hiermee helpen?
Slide 10 - Question ouverte
Gitte en Ella ___ heel snel typen.
Slide 11 - Question ouverte
De meeste mensen ___ hun buren.
Slide 12 - Question ouverte
Sabine ___ zelf haar fiets repareren.
Slide 13 - Question ouverte
Ik ___ nog lekker in bed.
Slide 14 - Question ouverte
Wij ___ de sleutels in de la.
Slide 15 - Question ouverte
Het boek ___ op de grond.
