Persoonsvorm, gezegde en aangepast

Welkom 1jad 
Nederlands 

Lezen en luisteren 


1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1jad 
Nederlands 

Lezen en luisteren 


Slide 1 - Diapositive

Planning van de les 
- Grammatica zinsdelen: theorie + oefenen
-Taalblokken 
- Goed Gebekt 


Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen 
Aan het einde van deze les heb je kunnen toetsen of je
- het werkwoordelijk gezegde,
- het onderwerp,
- het lijdend voorwerp,
- het meewerkend voorwerp
kunt herkennen. 

Slide 3 - Diapositive

                 Nederlands grammatica zinsdelen

                   wwg, o, lvw en mvw

Slide 4 - Diapositive

Welke drie manieren zijn er om een PV in een zin te vinden?

Slide 5 - Question ouverte

Gezegde 
Werkwoordelijk gezegde: bestaat uit alle werkwoorden in een zin.


Stefan eet vaak hamburgers.
Stefan heeft vaak hamburgers gegeten.
Stefan zou vaak hamburgers hebben gegeten. 

Slide 6 - Diapositive

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Ik zou morgen frites willen eten.
A
zou
B
frites
C
zou willen eten
D
zou eten

Slide 7 - Quiz

Onderwerp 
Persoon die of datgene wat in de zin iets doet of is.


Hoe vind je het onderwerp: vraag wie/wat + gezegde.

De oude man fietste op het voetpad.
Vraag: wie fietste?
antwoord: de oude man = onderwerp. 

Slide 8 - Diapositive

De studenten van 1jad4 weten het goede onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp?
A
De studenten
B
het goede onderwerp
C
weten
D
De studenten van 1jad4

Slide 9 - Quiz

Lijdend voorwerp
vraag: Wie/wat + gezegde + onderwerp.
De coach heeft zijn prijs overhandigd.
pv = heeft                          gezegde = heeft overhandigd
onderwerp = de coach -> wie heeft overhandigd?
lijdend voorwerp= zijn prijs -> wat heeft de coach overhandigd?

Het lijdend voorwerp is het zinsdeel dat 'ondergaat'.
Degene of datgene waarmee iets gebeurt, waarmee het onderwerp iets doet of van plan is. 

Slide 10 - Diapositive

De kapster knipt het kapsel van de klant

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De kapster
B
het kapsel
C
het kapsel van de klant
D
de klant

Slide 11 - Quiz

Meewerkend voorwerp 
Kun je aan of voor bij plaatsen of weglaten
(aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp)
Denise geeft mij een cadeau.
Persoonsvorm: geeft
onderwerp: Denise (wie geeft?)
lijdend voorwerp: cadeau (wat geeft Denise?)
meewerkend voorwerp: mij (aan wie geeft Denise een cadeau?)
Het zinsdeel dat iets ontvangt. 

Slide 12 - Diapositive

Mijn buurvrouw leent mij vaak haar hond na 21 uur.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
na 21 uur
B
mij
C
haar hond
D
mijn buurvrouw

Slide 13 - Quiz

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?
zin in een andere tijd zetten
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
persoonsvorm
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 15 - Question de remorquage

Hun of hen? 
Je gebruikt hen als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Als Peter en Noa niet meewerken, help ik hen (lv) niet meer met Nederlands.

Je gebruikt hun als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Mijn broers waren hun lunchpakket vergeten en daarom heb ik hun (mv) mijn brood gegeven. Ook mijn appel heb ik aan hen (vz) gegeven. 





Slide 16 - Diapositive

Huiswerk 7 december 2021 
Lezen en luisteren bouwsteen (dit had je al af moeten hebben!) 
Samenhang 
Hoofd- en bijzaken 

Oefenen: taalblokken spelling en grammatica 2f
zinsbouw; pv, onderwerp en werkwoordelijk gezegde
zinsbouw: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
Samenvatting maken (inleveren in Teams) 





Slide 17 - Diapositive

Wat weet je over de zaak Nicky Verstappen?

Slide 18 - Question ouverte

Opdracht 5 december 
Tekst lezen
moeilijke woorden noteren en betekenis opzoeken
hoofdzaken onderstrepen/arceren
samenvatting maken:

geef antwoord op de 5 W's en benoem alleen de hoofdzaken
denk ook aan de hoofdgedachte van de tekst
opdracht staat in teams: Samenvatten

Slide 19 - Diapositive