Over Taal blok 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Over Taal - 4.11 en 4.12

Doelen:  

Na deze les:

- begrijp je de betekenis van verschillende examenwoorden;

- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;

- herken je bijzonder taalgebruik;

- kun je zinnen met overbodige woorden verbeteren;

- weet je de betekenis van een aantal uitdrukkingen.

Bijzonder taalgebruik

Je kunt een tekst mooier maken met bijzonder taalgebruik. Dat kan bijvoorbeeld door woorden te gebruiken die eigenlijk niet nodig zijn. 

Bijzonder taalgebruik

Je noemt een eigenschap die altijd bij dat begrip hoort:

Op een lentedag lagen we te luieren in het groene gras.

Met een snelle sprint passeerde de spits de verdediger.

Je zegt 2x hetzelfde met verschillende woorden:

De kleuters stonden keurig netjes in de rij.

Jij weet vast en zeker hoe laat het is.

Taalfouten

Gebruik je het bijzondere taalgebruik verkeerd, dan zijn overbodige woorden in een zin taalfouten.

Letterlijk of figuurlijk taalgebruik

Je zegt wat je bedoelt.

Je zegt iets anders dan je bedoelt.

Letterlijk en figuurlijk

• Je kunt woorden letterlijk of figuurlijk gebruiken. 
• Als je iets letterlijk bedoelt, dan bedoel je precies wat je zegt of schrijft. 
• Als je iets figuurlijk bedoelt, dan bedoel je niet precies wat je zegt of schrijft. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt bij spreekwoorden. 

Welk woord kan worden weggelaten?
De gele citroenen zijn erg duur.

Welk woord kan worden weggelaten?
De gestreepte zebra kreeg iets te eten.

In welke zin staan woorden die ongeveer hetzelfde betekenen?

1. Ik snoep meestal in de nacht
2. Ik drink nooit tijdens het rijden
3. Ik eet enkel en alleen friet
4. Ik slaap meer dan acht uur

In welke zin staan woorden die ongeveer hetzelfde betekenen?

1. Hij gaat zeker verliezen vandaag.
2. Hij heeft geen idee wat hij moet doen.
3. Roos is altijd en eeuwig te laat.
4. Hij heeft die ronde bal een schop gegeven.

Welk woord moet je weglaten?
Mogelijk gaat het misschien niet door.

1. Mogelijk
2. gaat
3. door
4. misschien

Welk woord moet je weglaten?
Uiteraard wil ik je natuurlijk helpen.

1. Uiteraard
2. helpen
3. natuurlijk
4. ik

Letterlijk of figuurlijk?

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Is dit letterlijk of figuurlijk?

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Letterlijk of figuurlijk?

Een stalen gezicht.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Letterlijk of figuurlijk?

Een stalen spijker.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Letterlijk of figuurlijk?

Een zure mandarijn

1. letterlijk
2. figuurlijk

Letterlijk of figuurlijk?

Een zoet kind.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Is het letterlijk of figuurlijk?
Een zware tas

1. letterlijk
2. figuurlijk

Dat is een vreemde vogel.
Is dit letterlijk of figuurlijk

1. letterlijk
2. figuurlijk
3. letterlijk en figuurlijk

Maken Over Taal - blok 4 - les 4.11 en 4.12

Klaar?

• oefenen in Quizlet