herhaling werkwoorden

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

uitgangen werkwoorden
op -er

je 

tu

ils

vous

nous

e

ons

ez

ent

es

hoe vind ik de stam van een werkwoord op -er ?
vul aan: werkwoord

stappenplan ww op -er 

1. vind de stam

2. wat staat er voor de stam?

3 kies de juiste uitgang 

4. zet de uitgang bij de stam 

nous (parler)

1. parler
2. parlez
3. parlons
4. parle

ils (commencer)

1. commencer
2. commencez
3. commencent
4. commence

Marie (donner)

1. donne
2. donnes
3. donnons
4. donnent

de ontkenning

hoe vertaal ik :
niet/geen

wat is de volgorde van een ontkennende zin?

1. ne persoonsvorm pas
2. ne onderwerp pas

voorbeeld ontkennende zin 

je ne parle pas français 

tu n'as pas un frère

maak de volgende zin ontkennend:
ma soeur parle beaucoup

Le pronom personnel

Je gebruikt het persoonlijk voornaamwoord
(le pronom personnel) 
om te verwijzen naar 1 of meerdere
mensen / dieren / dingen

Nederlands

ik

jij

hij 

zij

we

Frans

je

tu

il

elle

on

Nederlands

wij

jullie

zij

zij

Frans

nous

vous

ils

elles

ils

- een groep jongens

- een groep jongens en meisjes

elles

- een groep van alleen maar meisjes

De persoonlijke voornaamwoorden gebruik je 

samen met een vorm van een werkwoord.

Sleep de juiste vertalingen naar het juiste persoonlijk voornaamwoord

il

nous

vous

elle

tu

je

wij

zij

ik

jullie

jij

hij

Welk woord is geen persoonlijk voornaamwoord?

1. nous
2. vous
3. oui
4. ils

Zij (meervoud/vrouwelijk)

1. Elles
2. Elle
3. Il
4. Ils

Wat betekenen de persoonlijk voornaamwoorden ils/elles? En wat is het verschil tussen deze twee?

Koppel de Nederlandse persoonlijke voornaamwoorden aan de Franse.

IK

JIJ

HIJ

ZIJ (1 persoon)

WE

WIJ

U / JULLIE

ZIJ (ml + mv)

ZIJ (vl + mv)

JE

TU

IL

ELLE

ON

NOUS

VOUS

ILS

ELLES

Frans

Nederlands

Wij

De meisjes

Jullie

De leerlingen 

Jij

Mohammed

Myriam

Ik

Iedereen

Meneer Leclerc

Nous

Elles

Vous

Ils

Tu

Il

Elle

Je 

On 

avoir

=

  hebben

Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

                     avons

                          ont

                             ai

                        avez

                            as

                              a

Wat betekent avoir?

1. hebben
2. zijn
3. gaan
4. doen/maken

Kies het juiste persoonlijk voornaamwoord:
'.....ai 12 ans'.

1. Tu
2. Je
3. J'
4. Il

le futur proche

Wat voor tijd
zou " le futur"
kunnen zijn?

le futur proche

             de nabije toekomst. Dat gebruik je wanneer je iets gelijk nadat je het zegt, gaat doen. 

Bijvoorbeeld:  Ik ga mijn kamer opruimen
Exemple: Je vais ranger ma chambre. 

Stap 1: leer het rijtje van "aller"

je	vais
tu	vas
il / elle/ on	va
nous	allons
vous	allez
ils / elles	vont

ik	ga
jij	gaat
hij / zij / men	gaat
wij	gaan
jullie / u	gaan / gaat
zij [mmv / vmv]	gaan

sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon

Je 

Tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

vont

allons

vais

vas

va

allez

ik

jij

hij / zij / men

wij

jullie / u

zij [mmv / vmv

Stap 2

Om de futur proche te maken doe je het volgende:

                                 vorm van aller + heel werkwoord

                Bijvoorbeeld: Elle va danser avec sa copine
Vertaling: Zij gaat met haar vriendin dansen 

Let op!!!

In het Frans plaatsen we de werkwoorden bij elkaar

In het Nederlands zeggen we: 

Zij gaat met haar broer zingen

In het Frans zeggen we:
Elle va chanter avec son frère.

De zinsvolgorde is dan:

onderwerp	vorm van aller	heel ww	rest v.d. zin
Nous	allons	écouter	de la musique
Ma mère	va	manger	une pomme

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin

Onderwerp

vorm van aller

hele
werkwoord

rest
van de zin

Ils

vont

acheter

des pantalons

Let op

Als je een zin ontkennend maakt, dan zet je ne... pas om het 1e werkwoord in de zin. Dus:

onderwerp	ne vorm van aller pas	heel ww	rest v.d. zin
Nous	n' allons pas	écouter	de la musique
Ma mère	ne va pas	manger	une pomme

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin

Onderwerp

ontkenning

vorm van aller

ontkenning

hele ww

rest v.d. zin

Ils

vont

acheter

de pantalons

ne

pas

Zet het werkwoord in de futur proche:
Elle [ manger ]

1. Elle aller manger
2. Elle va manger
3. Elle vais manger
4. Elle va mange

Faire: