HV1 P1 werkwoordspelling wk37-3 (3) H27 VT

Welkom 
Telefoon in de kluis
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
Niet praten als ik aan het woord ben. 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 
Telefoon in de kluis
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
Niet praten als ik aan het woord ben. 

Slide 1 - Diapositive

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Noteer in je schrift....

De bladzijde waar je bent gebleven met lezen. 

Slide 3 - Diapositive

Vandaag

Stil lezen
Boek kiezen boekenclub en groep maken
Werkwoordspelling: herhaling PV TT & VT en uitleg VOLTOOID DEELWOORD
Nakijken huiswerk (vorige les ook?)
In tweetallen aan de slag met theorie en opdrachten

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen van vandaag


Ik ken de spelling van het voltooid deelwoord.

Slide 5 - Diapositive

Boekenlijst

Alaska - Anna Woltz
Films die negens draaien - Yorick Goldewijk
Broergeheim - Emiel de Wind
Lampje - Annet Schaap
Aan de bal - Lieneke Dijkzeul
De gelukvinder - Edward van de Vendel
Blauwe plekken - Anke de Vries
De brief voor de koning - Tonke Dragt
Match - Buddy Tegenbosch

Slide 6 - Diapositive

Herhaling vorige les
PV TT & VT
=
persoonsvorm tegenwoordige tijd & verleden tijd

Slide 7 - Diapositive


  • Wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Hoe je de stam vindt. 
  • Wat de ik vorm (aangepaste stam) is. 
  • Hoe je de persoonsvorm vindt. 
  • Hoe je het voltooid deelwoord herkent (volgende les).
Dit is belangrijk bij werkwoordspelling!

Slide 8 - Diapositive



lopen - lop
kijken - kijk
verhuizen - verhuiz
verven - verv


De stam
De stam van een werkwoord vind je door -en eraf te halen

Slide 9 - Diapositive


hele werkwoord - stam - ik-vorm:

lopen - lop - ik loop
kijken - kijk - ik kijk
verhuizen - verhuiz - ik verhuis
verven - verv - ik verf



De ik-vorm
Dit noemen we ook de aangepaste stam

Slide 10 - Diapositive

 persoonsvorm

Slide 11 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
 (PV TT)
fsdfsdfsf

1. De vraagproef: maak de zin vragend.

2. De getalproef: zet de zin in een ander getal.

3. De tijdproef: zet de zin in een andere tijd. 
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 12 - Diapositive

Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
Heeft de jongen de auto zwart gespoten?

Heeft komt vooraan te staan dus heeft is de persoonsvorm. 
De vraagproef

Slide 13 - Diapositive

Zet de zin in een ander getal: van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten (enkelvoud).
De jongens hebben de auto zwart gespoten (naar meervoud).

Heeft verandert in hebben dus heeft is de persoonsvorm. 
De getalproef

Slide 14 - Diapositive

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
De jongen had de auto zwart gespoten. 

heeft verandert in had dus heeft is de persoonsvorm. 
De tijdproef

Slide 15 - Diapositive

De klank in de verleden tijd verandert niet. 

Persoonsvorm verleden tijd: -de of -te achter de ik-vorm. 

Het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t. 




Zwakke werkwoorden
stoppen - stopte - gestopt

Slide 16 - Diapositive

Ik: ik-vorm + niks 
Ik lees een boek. 

Hij/jij/zij/u/het: ik-vorm + t
Jij leest een boek. 
U wordt moe van rennen. 

Wij: hele werkwoord
Wij worden moe. 



Regels persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 17 - Diapositive


Hierbij gebruik je 'T SeXyFoKSCHaaP

ik/hij/jij/zij (enkelvoud): ik vorm + -de of -te
wij/zij/jullie (meervoud): ik vorm + -den of -ten

Laatste letter stam in fdsf  + -te(n)
Laatste lekker stam NIET in dan + -de(n)

Regels persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 18 - Diapositive


Werkwoord printen
Gisteren printte ik de kaarten. 

stam = print (laatste letter stam is 't')
de 't' zit in 'T SeXyFoKSCHaaP = + -te
ik-vorm: ik printte


Persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 19 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
Gebruik 'T  SeXyFoKSCHaaP

Slide 20 - Diapositive

regels
zwakke werk-woorden
Ik-vorm + te of + de
Ik-vorm + te of + de
persoonsvorm

Slide 21 - Diapositive

Sterke werkwoorden....


drink-dronk-gedronken (niet drinkte)
loop-liep-gelopen (niet loopte)
eet-at-gegeten

Het voltooid deelwoord eindigt op -en (lezen las gelezen)


....zijn zooo sterk dat ze van klank veranderen in de verleden tijd!!

Slide 22 - Diapositive


De klank in de verleden tijd verandert.

ik loop - ik/hij/zij/jij/het liep - wij/zij/jullie lopen - wij liepen 

GEEN 


Persoonsvorm verleden tijd
sterke werkwoorden

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk nakijken
H27 blz. 110/111 opdracht 1 t/m 5
& opdracht 6 t/m 9

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les
Noteer in je agenda:

Maken H28 opdr. 1 t/m 4

Slide 25 - Diapositive

 voltooid deelwoord

Slide 26 - Diapositive

'T SeXyFoKSCHaaP gebruiken we alleen bij:

1. Persoonsvorm VT zwakke werkwoorden
2. Voltooid deelwoord
Zit de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in fsfff  dan gebruikt je een 't'. 

Zit de laatste letter van de stam NIET in dfdsf  dan gebruik je een 'd'. 

Slide 27 - Diapositive

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Staat vaak aan het einde van de zin.

Aan het begin van het voltooid deelwoord staat vaak ge- be- ver- ont-

Eindigt op
  • -d of -t (zwakke werkwoorden) bijv. geopereerd, gevist
  • -en (sterke werkwoorden) bijv. gegeten, gelopen

Er staat altijd een een ander werkwoord in de zin, een hulpwerkwoord: hebben, zijn, worden

Eindigt nooit op -dt!!!!!
Hoe vind je het voltooid deelwoord

Slide 28 - Diapositive

Hoe vind je een voltooid deelwoord
  • Staat nooit als enige werkwoord in een zin. 
  • Er staat altijd een vorm van hebben, zijn, worden bij. 

Ik heb in de vakantie gewerkt (zwak). 
De brug wordt hersteld (zwak). 
Mijn zus is vertrokken (sterk).



Voltooid deelwoord

Slide 29 - Diapositive

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Gebruik 'T SeXyFoKSCHaaP

De brandweer heeft het vuur geblus... 
  • er staat een vorm in van hebben, zijn, worden, namelijk heeft
  • voorzetsel -ge
  • einde van de zin
Ja, we hebben te maken met een voltooid deelwoord!
Hele werkwoord: blussen
Stam: bluss
Laatste letter stam, de 's', zit WEL in 'T SeXyFoKSCHaaP; dan komt er een 't'. 
geblust
Voltooid deelwoord

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Aan de slag
Open je boek bij hoofdstuk 27 lees de theorie over het voltooid deelwoord door.
Pak je schema van de werkwoordspelling erbij.
Maak opdracht 1 t/m 4 van H28. Dit is tevens je huiswerk voor de volgende les. 
Je mag samenwerken met je buurman of buurvrouw, maar praat zachtjes. 

Slide 32 - Diapositive


Is de opdracht duidelijk?

Slide 33 - Diapositive

Volgende les

We gaan verder met werkwoordspelling: onvoltooid deelwoord

Slide 34 - Diapositive

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik ken de spelling van het voltooid deelwoord.

Slide 35 - Diapositive

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 36 - Diapositive

Fijne dag

Slide 37 - Diapositive