Literaire begrippen - les 3

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Literaire begrippen
  • Herhaling Lezen onderbouw
  • Kerstvakantiequiz

Slide 2 - Diapositive

Doelen
Ik kan verschillende soorten personages onderscheiden.
Ik kan de ontwikkeling van een personage beschrijven aan de hand van het conflictmodel.

Slide 3 - Diapositive

Literaire begrippen
3 verhalen 3PAK
Toets over inhoud + literaire begrippen (TW 2)

Slide 4 - Diapositive

Begrippen
-literatuur
-lectuur
-personages: hoofdpersoon, bijpersoon, tegenspeler, typen, karikatuur
-conflictmodel: evenwicht, conflict, motorisch moment, ontwikkeling
-perspectief: ik-perspectief, personaal perspectief, auctoriaal perspectief, 
                            wisselend perspectief, onbetrouwbaar perspectief
-tijd: historische tijd, duur, vertelde tijd, chronologie, vertelheden, vertellend ik, belevend ik, 
          flashback, terugwijzing, flashforward, vooruitwijzing, proloog, fabel, sujet
-motieven en thema's: concreet motief, abstract motief, symbolen

Slide 5 - Diapositive

Perspectief
Er bestaan geen verhalen zonder personages. Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de. Je weet wat de hoofdpersoon hoort, ziet, denkt en voelt. 

De overige personages zijn bijfiguren

Een bijzondere bijfiguur is de tegenspeler. Die kan verschillende rollen hebben, maar het effect is altijd dat de hoofdrolspeler optimaal tot zijn recht komt. Denk maar aan Harry Potter (hoofdpersoon) en Voldemort (tegenspeler).



Slide 6 - Diapositive

Type en karikatuur
Bijfiguren die nauwelijks worden uitgewerkt, zijn typen. De rol die zij in het verhaal spelen, is belangrijker dan wie zij zijn (bijvoorbeeld ‘de arts’ of ‘de politieman’). 

Als bepaalde kenmerken van typen overdreven worden, heb je te maken met een karikatuur.

Literaire personages zijn vaak (enigszins) complex en kunnen onvoorspelbaar handelen. Het is belangrijk om in die gevallen je oordeel nog even uit te stellen en niet meteen te denken: die is gek. Probeer in plaats daarvan mee te gaan in de gedachten en gevoelens van de personages



Slide 7 - Diapositive

Ontwikkeling personages
Veruit de meeste literaire verhalen gaan over de psychologische ontwikkeling van de hoofdperso(o)n(en). Deze ontwikkeling kun je vaak goed herkennen met behulp van het conflictmodel, dat bestaat uit vier fasen:

1  Vaak is er aan het begin van het verhaal sprake van een evenwicht: een min of meer stabiele           situatie die al enige tijd duurt.
2  Dan ontstaat er een conflict: er vindt een gebeurtenis plaats waardoor de hoofdpersoon in             actie komt. Zo’n gebeurtenis kan van alles zijn: een natuurramp of een ongeluk, de 
     ontmoeting met een ander personage etc. Dit wordt ook wel het motorisch moment 
     genoemd.



Slide 8 - Diapositive

Ontwikkeling personages
3  De hoofdpersoon komt in actie waardoor er ontwikkeling plaatsvindt, bijvoorbeeld in de vorm 
    van het oplossen van problemen en het overwinnen van tegenslagen. Dit is de fase van 
    ontwikkeling.
4  De laatste fase is die van oplossing of voorlopig nieuw evenwicht: het conflict wordt opgelost 
    óf het bestaat nog steeds, maar in dat geval is het personage zodanig veranderd dat hij het 
    conflict in een ander daglicht ziet.



Slide 9 - Diapositive

Opdracht 2 (blz 180)
  1. Welke van de bijfiguren is Magnus' tegenspeler? Licht toe.
  2. Noteer een zin waarmee Magnus zichzelf typeert. Leg uit wat hij met die zin bedoelt.
  3. Noteer voor elk van de bijfiguren een zin waarmee zij Magnus of hun relatie met hem typeren. Leg uit wat ze met die zin bedoelen.
  4. In tekst 3 doet Magnus iets wat niet bij hem lijkt te passen. Wat doet hij?
  5. Waarom past dit niet bij het beeld dat je van hem hebt? 

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 3 (blz 182)
  1. Wat zou jij doen als jouw pinpas werd gebruikt voor grote uitgaven?
  2. In tekst 4 wordt fase 2 van het conflictmodel beschreven. Wat is het motorisch moment?
  3. Wat is volgens jou het belangrijkste probleem dat Magnus op wil lossen?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Kerstvakantiequiz

Slide 13 - Diapositive