Trappen van vergelijking en conjunctief

Trappen van vergelijking:
Kapitel 15 Seite 97 TB
  1. stellende trap
  2. vergrotende trap
  3. overtreffende trap


timer
1:00
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Trappen van vergelijking:
Kapitel 15 Seite 97 TB
  1. stellende trap
  2. vergrotende trap
  3. overtreffende trap


timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

Trappen van vergelijking:
  • Stellende trap: basisvorm
  • Vergrotende trap: + er
  • Overtreffende trap: +st   => basisvorm eindigend op d, t of s-klank => +est

Stellende, vergrotende en overtreffende trap => kunnen ook als bijvoeglijk naamwoord worden vervoegd.

Sommige woorden in vergrotende en overtreffende trap => Umlaut



Slide 2 - Diapositive

Uitzonderingen en opmerkingen: 
Lijst met uitzonderingen, bijvoorbeeld:  (zie Seite 96 voor meer)
veel - meer - meest               viel - mehr - meist
goed - beter - best                 gut - besser - best

 + Opmerkingen:
  • het grootst, het mooist, het snelst => am + overtreffende trap + en
  • Nederlands dan               =>  Duits = als
  • Nederlands als                =>   Duits = wie

Slide 3 - Diapositive

Conjunctief (aanvoegende wijs):
Aanvoegende wijs => Nederlands zou gebruiken
                                              in het Duits werkwoord würden

Behalve bij onregelmatige werkwoorden en modale werkwoorden

Slide 4 - Diapositive

Opmerkingen: conjunctief hoe wordt deze dan gevormd?
  1. Dezelfde stam als de verleden tijd.
  2. In verleden tijd in stam: a, u of o => Umlaut op deze klinkers
  3. Uitgangen na stam:     i    d    e    w    i    s                                                                                                                        e   est  e   en   t   en
  4. Bij wollen en sollen géén Umlaut.
  5. Sterke werkwoorden en conjuctief bijv. ich käme  = ich würde kommen ook correct en gebruikelijk.

Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je de conjunctief?
  1. Om een onwerkelijkheid of (onvervulbare) wens te formuleren.
  2. Om beleefd te zijn of een verzoek vriendelijk te formuleren.
  3. Om een mogelijkheid uit te drukken.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden Nederlands:
  1. Als ik vrij zou hebben, zou ik gaan zwemmen. (onwerkelijkheid/wens)
  2. Als ik geld zou hebben, zou ik een auto kopen. (onwerkelijkheid/wens)
  3. Zou u mij het zout aan willen geven? (beleefd/vriendelijk verzoek)
  4. Wij zouden een reis willen maken naar Italië. (beleefd/vriendelijk verzoek)
  5. De toetreding van Oekraïne bij de EU zou een stap in de goede richting zijn.  (mogelijkheid)
  6. Deze man zou een goede bijdrage kunnen leveren aan het eindresultaat.  (mogelijkheid)

Slide 7 - Diapositive

Mein... Vater wohnt in ein... alt.. Reihenhaus in Rotterdam.

Slide 8 - Question ouverte

In (deze) .... Sporthalle trainier ich jeden Mitwoch.

Slide 9 - Question ouverte

Ihr... Eltern haben (hun)..... Haus verkauft und ein... neu... Haus an d... Eifel(v) gekauft

Slide 10 - Question ouverte

Ich trainiere (elke) ... Montag.

Slide 11 - Question ouverte

Ich habe ein... alt... Familienarzt (m).

Slide 12 - Question ouverte

Frisch.... Milch (v) schmeckt mir am besten.

Slide 13 - Question ouverte

Grammatik: Wederkerend vnw.
Wederkerendvnw aandachtspunten:

  • alleen wederkerend vnw in de zin -> 4e naamval
  • naast wederkerend vnw ook lijdend vnw in de zin -> wederkerend vnw 3e naamval
  • Lichaamsdelen in zin -> wederkerend vnw 3e naamval -> in Nederlands gebruiken we het bezittelijk vnw ipv wederkerend vnw.

Slide 14 - Diapositive

Zum Schluss

Slide 15 - Diapositive