5.4 De evolutietheorie

Erfelijkheid en evolutie
De evolutietheorie
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Erfelijkheid en evolutie
De evolutietheorie

Slide 1 - Diapositive

Terugblik!

Slide 2 - Diapositive

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 3 - Quiz

Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 5 - Quiz

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 6 - Quiz

46
Fenotype
nieuw genotype
        
         aantal chromosomen
            23 chromosomen
Zaadcel

Slide 7 - Question de remorquage

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 8 - Quiz

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 9 - Quiz

Leerdoel
  • Je moet kunnen beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt. 

Slide 10 - Diapositive

0

Slide 11 - Vidéo

Hengelvis, leeft in de diepzee

Slide 12 - Diapositive

Andescondor: vleugelwijdte 3 meter
Colibri: vleugelwijdte 5 cm

Slide 13 - Diapositive

rups, coccon lijkt op vogelpoep
bij gevaar ontploft deze mier.
Kan hij helaas maar 1 keer doen

Slide 14 - Diapositive

Evolutietheorie
Is vanaf de 18de eeuw ontwikkeld. 
Charles Darwin is de grondlegger (degene die ermee begon)
Er zijn veel feiten die deze theorie ondersteunen (argumenten voor de evolutietheorie). 

Slide 15 - Diapositive

Evolutietheorie
Gaat uit van:
  1. Variatie in genotypen
  2. Natuurlijke selectie
  3. Het ontstaan van nieuwe soorten. 

Slide 16 - Diapositive

Variatie in genotypen
  • Populatie= een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
  • Nieuwe genotypen ontstaan (voortplanting & mutaties)
  • Diversiteit in een populatie (dus ze zijn allemaal nét iets anders)

Slide 17 - Diapositive

Hoe meer overeenkomst twee organismen vertonen, hoe meer ze bij dezelfde groepen worden ingedeeld.
Lijken op elkaar, zitten in dezelfde familie
Lijken niet elkaar, zitten niet eens in zelfde rijk

Slide 18 - Diapositive

Soort
Organismen behoren alleen tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en de nakomelingen vruchtbaar zijn.

Slide 19 - Diapositive

Soort
Soms lijken  dieren heel erg op elkaar, maar behoren ze niet tot dezelfde soort!
Deze zijn niet dezelfde soort!

Slide 20 - Diapositive

Soms lijken dieren helemaal niet op elkaar maar behoren ze wel tot 1 soort!

Slide 21 - Diapositive

Ras
Een soort kan uit verschillende rassen bestaan.
Bijvoorbeeld alle hondenrassen behoren tot de soort hond.

Slide 22 - Diapositive

Honden: Wel 1 soort
+
=
    Beagle                       Pug                              Puggle
                                                                  (kan voortplanten)

Slide 23 - Diapositive

Leeuw en Tijger: Niet 1 soort
+
=
      Leeuw                            Tijger                              Lijger
                                                               (kan niet voortplanten)

Slide 24 - Diapositive

Verwantschap
-De tijger en de leeuw zijn hier meer aan elkaar
verwant dan de tijger en de aap.

-Hoe langer geleden twee soorten zijn ontstaan uit
een gemeenschappelijke voorouder, hoe minder
verwant ze zijn.
-Hoe meer verwant soorten zijn,
hoe meer overeenkomsten hun DNA vertoont.

Slide 25 - Diapositive

Natuurlijke selectie
Er worden véél meer nakomelingen geboren dan er plaats/voedsel voor is. Veel gaan dood. 
De best aangepaste zullen overleven. Deze aanpassing heeft vaak met het genotype te maken. 
Deze aanpassing wordt dus doorgegeven aan de nakomelingen. 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

 Natuurlijke selectie

Individuen die het beste aangepast zijn, hebben de beste overlevingskansen
=
Grotere kans om eigenschappen door te geven aan nakomelingen

Slide 28 - Diapositive

 Natuurlijke selectie - nog een voorbeeld
Beste kanshebbers worden geselecteerd. 

Slide 29 - Diapositive

Het onstaan van nieuwe soorten
  • Natuurlijke selectie lijdt niet tot een nieuwe soort totdat de twee groepen van elkaar gescheiden raken en zich daardoor niet meer kunnen voortplanten (isolatie). Dan pas begint het ontstaan van een nieuwe soort.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Evolutie: 
De ontwikkeling van het leven op aarde waarin soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen. 
Evolutie is NIET bewust, evolutie heeft GEEN  doel. 

Slide 32 - Diapositive

    Aan het werk
Lezen bladzijde 21 tot 27 
5.4 De evolutietheorie
Maken 13 en 14 blz 17/18




Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive