T1d herhalingsles voor PW

T1d
Herhalingsles voor PW
N.a.v. jullie  stemmen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

T1d
Herhalingsles voor PW
N.a.v. jullie  stemmen

Slide 1 - Diapositive

Let op! Niet alle toetsstof komt vandaag aan bod.

Alleen de onderdelen waar de vorige les door jullie het meeste op is gestemd. 

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruiken we en hoe vormen we de present simple?

Slide 3 - Carte mentale

Maak de zin af met het werkwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik de present simple.
She _____ (to like) singing.

Slide 4 - Question ouverte

Maak de zin af met het werkwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik de present simple.
He _____ (not + eat) vegetables. (afgekort)

Slide 5 - Question ouverte

Maak de zin af met het werkwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik de present simple.
Peter and his sister ________ (to wash) the car every week.

Slide 6 - Question ouverte

Wanneer gebruiken we en hoe vormen we de present continuous?

Slide 7 - Carte mentale

Maak de zin af met het werkwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik de present continuous
Jason ______ (to do) his homework.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zin af met het werkwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik de present continuous
Liam and I ______ (not + paint) the fences today. (verkort)

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zin af met het werkwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik de present continuous
________ (your dog - to hide) from me?

Slide 10 - Question ouverte

Write this down in your notebook:
Present simple
Vorm: 
+ I/you/we/you/they + hele werkwoord he/she/it + werkwoord+s
- persoon + don't/doesn't + hele ww.
? Do/does + persoon + hele ww.
Gebruik: 
-als iets altijd, vaak, nooit, regelmatig, soms gebeurt
- feit
Signaalwoorden: always, never, often, sometimes, usually, normally, every day, every week

Present continuous
Vorm: am/are/is ww + ing
Gebruik: iets dat NU bezig is
Signaalwoorden: Look! , Listen! ,at the moment, right now.
Present simple
Vorm:
+ persoon + hele ww.                   he/she/it + hele ww. +S
- persoon + don't + hele ww.      he/she/it + doesn't + hele ww.
? do + persoon + hele ww.          does + he/she/it + hele ww.
Gebruik
-als iets altijd, vaak, nooit, regelmatig, soms gebeurt
- feit
Signaalwoorden: always, never, often, sometimes, every day, every week

Present continuous
Vorm:
+ persoon + am/are/is + ww+ing
- persoon + am/are/is + not + ww+ing
? am/are/is + persoon + ww+ing
Gebruik: iets dat NU bezig is
Signaalwoorden: Look! , Listen! ,at the moment, right now.

Slide 11 - Diapositive

present simple or present continuous
I _____ (to love) strawberries. Unfortunately, I _____ (not + eat) it right now.
A
am loving - am not eating
B
am loving - don't eat
C
love - am not eating
D
love - don't eat

Slide 12 - Quiz

Hurry up! Some people _____ (to wait) to talk to you.
A
wait
B
waits
C
are waiting
D
do wait

Slide 13 - Quiz

Every Monday I ______ (to go) to the gym and _______ (to eat) healthy food.
A
to go - to eat
B
go - eat
C
am going - am eating
D
am going - eat

Slide 14 - Quiz

Where _____ (to be) Tom? He _____ work) right now.
A
is being - is working
B
is being - works
C
is - is working
D
be - is working

Slide 15 - Quiz

______ most people ______ (to speak) five languages?
A
Do most people speak
B
Does most people speaks
C
Are most people speaking
D
Does most people speak

Slide 16 - Quiz

We ___________ (not - do) the dishes on Tuesdays.
A
aren't doing
B
not do
C
don't
D
don't do

Slide 17 - Quiz

much - many
Betekent beide ‘veel’

Much = enkelvoud, kun je niet tellen
VB: time, money, milk, sugar

Many = meervoud, kun je tellen
VB: dogs, shops, boys, people


Slide 18 - Diapositive

a little - a few
A little = een beetje / wat
Gebruik: enkelvoud, woorden die je niet kunt tellen
VB: milk, juice, money


A few = een paar / wat
Gebruik: meervoud, woorden die je kunt tellen
Vb: horses, ships, mountains, American boys


Slide 19 - Diapositive

Combineer deze zelfstandige naamwoorden met much of many
much
many
sugar
kids
great friends
orange juice
glasses of milk
time
French classes
money
coins

Slide 20 - Question de remorquage

Combineer deze zelfstandige naamwoorden met a little en a few
a little
a few
sugar
kids
great friends
orange juice
glasses of milk
time
French classes
money
coins

Slide 21 - Question de remorquage

Inzichtvragen 
Correct the mistakes
Vertaalzinnen

Slide 22 - Diapositive

Vertaal: Wij geven iedere week in mijn appartement een feestje.
Tip: let op woordvolgorde

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal: Onze moskee is de mooiste moskee van (=in) Breda.

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal: Stt! We zijn ons aardrijkskunde huiswerk aan het maken.

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal: Heeft zij een etui?

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal: Ik heb een paar taarten voor Valentijnsdag.

Slide 27 - Question ouverte

Correct the mistake:
It was exiting to visit the office.
Schrijf het op deze manier op: dangerouser - more dangerous

Slide 28 - Question ouverte

Correct the mistake:
Susan live in a small flat on the fourth floor.
Schrijf het op deze manier op: dangerouser - more dangerous

Slide 29 - Question ouverte

Correct the mistake:
Wait? What do you do? You are not supposed to talk.
Schrijf het op deze manier op: dangerouser - more dangerous

Slide 30 - Question ouverte

Correct the mistake:
They never to visit his grandparents.
Schrijf het op deze manier op: dangerouser - more dangerous

Slide 31 - Question ouverte

Hoe ging deze LessonUp vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Ben je voor je gevoel op dit moment goed voorbereid op het maken van de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Ga je nog acties ondernemen voor het proefwerk van a.s. donderdag?

Slide 34 - Carte mentale

Some time left?
1. Choose one word from the study box
2. Describe the word, without using the word to your neighbour. 
3. Your neighbour will guess the word you have in mind.

Slide 35 - Diapositive