BK HV - herhaling present simple - present continuous

BK HV
present simple and present continuous
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

BK HV
present simple and present continuous

Slide 1 - Diapositive

Vertel me alles wat je nog weet over de present simple

Slide 2 - Carte mentale

Vertel me alles wat je nog weet over de present continuous

Slide 3 - Carte mentale

Write this down in your notebook:
Present simple
Vorm: 
+ I/you/we/you/they + hele werkwoord he/she/it + werkwoord+s
- persoon + don't/doesn't + hele ww.
? Do/does + persoon + hele ww.
Gebruik: 
-als iets altijd, vaak, nooit, regelmatig, soms gebeurt
- feit
Signaalwoorden: always, never, often, sometimes, usually, normally, every day, every week

Present continuous
Vorm: am/are/is ww + ing
Gebruik: iets dat NU bezig is
Signaalwoorden: Look! , Listen! ,at the moment, right now.
Present simple
Vorm:
+ persoon + hele ww.                   he/she/it + hele ww. +S
- persoon + don't + hele ww.      he/she/it + doesn't + hele ww.
? do + persoon + hele ww.          does + he/she/it + hele ww.
Gebruik
-als iets altijd, vaak, nooit, regelmatig, soms gebeurt
- feit
Signaalwoorden: always, never, often, sometimes, every day, every week

Present continuous
Vorm:
+ persoon + am/are/is + ww+ing
- persoon + am/are/is + not + ww+ing
? am/are/is + persoon + ww+ing
Gebruik: iets dat NU bezig is
Signaalwoorden: Look! , Listen! ,at the moment, right now.

Slide 4 - Diapositive

"Look!" is een signaalwoord van de ....
A
present simple
B
present continuous

Slide 5 - Quiz

"right now!" is een signaalwoord van de ....
A
present simple
B
present continuous

Slide 6 - Quiz

"sometimes!" is een signaalwoord van de ....
A
present simple
B
present continuous

Slide 7 - Quiz

Zet de volgende zin in de juiste volgorde:
was | the funny student | yesterday | bored | at work (met punt erachter)

Slide 8 - Question ouverte

Met welk ezelsbruggetje kon je ook alweer onthouden dat de plaats voor de tijd aan het einde van de zin komt te staan?

Slide 9 - Carte mentale

Vertaal: Zij rennen iedere dag buiten.
A
They are running every day outside.
B
They run every day outside.
C
They are running outside every day.
D
They run outside every day.

Slide 10 - Quiz

Vertaal: Zij haat hem. Hij is altijd onbeleefd.
A
She hates him. He is always rude.
B
She hate him. He is always rude.
C
She hates him. He always is rude.
D
She hate him. He always is rude.

Slide 11 - Quiz

Vertaal: Let op! De docent is aan het praten.
A
Attract attention! The teacher is talking.
B
Attract attention! The teacher talks.
C
Pay attention! The teacher is talking.
D
Pay attention! The teacher talks.

Slide 12 - Quiz

Vertaal: Elk jaar zie ik fantastisch vuurwerk.
A
I see fantastic fireworks every year.
B
I am seeing fantastic fireworks every year.
C
I sees fantastic fireworks every year.
D
I am seeing fantastic firework every year.

Slide 13 - Quiz

Vertaal: woon jij in de stad?
A
Live you in the city?
B
Is you living the city?
C
Do you lives in the city?
D
Do you live in the city?

Slide 14 - Quiz

Vertaal: Ben je aan het wachten op de veerboot?
A
Do you wait for the ferry?
B
Do you wait for the subway?
C
Are you waiting for the ferry?
D
Are you waiting for the subway?

Slide 15 - Quiz

Correct the mistake: Does she goes to the gym?
Schrijf het zo op: fout-verbetering (zonder spaties)

Slide 16 - Question ouverte

Correct the mistake: I live in a small appartment.
Schrijf het zo op: fout-verbetering (zonder spaties)

Slide 17 - Question ouverte

Hoe ging deze grammatica vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Denk je dat het verstandig is om voor dit onderwerp een ondersteuningsuur bij mij in te plannen?
A
Ja, dat ga ik zeker doen!
B
Ja, maar ik weet niet of ik dat ga doen.
C
Nee
D
Misschien

Slide 19 - Quiz

Ga nu aan de slag met het leerwerk:
Lr. woorden unit 3 lesson 2 + 3 + 4 + 5 NL-EN en EN-NL (p. 127 - 132) + expressions lesson 3 NL-EN (p. 129 - 130) + comparisons (p. 128) + present simple and present continuous (p. 131-132)

Slide 21 - Diapositive