Grammatica en spelling H1

Spelling
Hoofdletters en leestekens

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spelling
Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Diapositive

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

wie brengt jou naar het feest

Slide 2 - Question ouverte

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

vandaag bezoekt marije jansen de dierenarts in arnhem

Slide 3 - Question ouverte

Zoek het juiste synoniem van het woord:
kapot
A
botsen
B
stuk
C
uitgebroken
D
heel

Slide 4 - Quiz

Zoek het juiste synoniem voor hollen.
A
Lopen
B
Wandelen
C
Rennen
D
Springen

Slide 5 - Quiz

Zoek het juiste synoniem voor etage.
A
Level
B
Verdieping
C
Gebouw
D
Ruimte

Slide 6 - Quiz

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

we moeten dit snel bespreken

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

ben je wel eens in frankrijk geweest

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

ik heb vandaag een storing gehad op magister

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de zin goed over.
heb jij die postzegels van inge gekocht

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf de zin goed over.
het programma van abel wisselink is vandaag begonnen

Slide 11 - Question ouverte

Wat is goed?
timer
0:10
A
Amira
B
amira

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
ouders
B
auders

Slide 13 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
zondag
B
Zondag

Slide 14 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
april
B
April

Slide 15 - Quiz

Wil je mij die brief geven
timer
0:10
A
.
B
?
C
!

Slide 16 - Quiz

Ik ga vanavond sporten
timer
0:10
A
.
B
?
C
!

Slide 17 - Quiz

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
neda wil je die bak met potloden aangeven

Slide 18 - Question ouverte

Juist of onjuist:
Het restaurant is net geopend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Juist of onjuist:
Piet gaat in Mei naar het Frankrijk toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist:
De spaanse dans
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Wanneer gebruik je een punt?

Slide 22 - Question ouverte

Wanneer gebruik je een vraagteken?

Slide 23 - Question ouverte

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Slide 24 - Question ouverte