Verdienen en uitgeven H2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Verdienen en uitgeven H2

Wat leidt niet tot een toename van het BBP?

1. Een toename van de AOW-uitgaven
2. Een toename van de productie
3. Een toename van het aantal verhuurde panden

Als het nominale bbp met 5% stijgt, en de inflatie is 2%. Met hoeveel procent verandert het reële bbp dan?

1. stijgt met 3%
2. stijgt met iets meer dan 3%
3. daalt met 3%
4. heeft geen invloed op het reële bbp

De inflatie is 2%, de koopkrachtstijging is 3,4%. Met hoeveel procent is het nominale inkomen gestegen?

1. 1,4%
2. 6,8%
3. 5,4%

Een kweker (zonder inkopen) verkoopt voor € 20.000 bloemen aan een veiling. De veiling verkoopt de bloemen voor € 30.000 aan een bloemenzaak. De bloemzaak verkoopt de bloemen voor € 50.000 aan haar klanten.
Wat is de toegevoegde waarde?

1. €20.000
2. €30.000
3. €40.000
4. €50.000

De toegevoegde waarde van een bedrijf is niet gelijk aan:

1. De productie van een bedrijf
2. Het totale inkomen dat verdiend wordt in een bedrijf
3. De som van loon, huur, rente, pacht en winst
4. De omzet van het bedrijf

Bedrijven van land A doen de volgende uitgaven: 

Investeringen 30 miljard, loon 230 miljard,  huur/pacht 20 miljard, rente 40 miljard en winst 25 miljard. 

Gezinnen consumeren 285 miljard de rest wordt gespaard. 

Sleep naar de juiste plek

285 miljard

30 miljard

30 miljard

315 miljard

20 miljard

40 miljard

Bereken de besparingen van gezinnen in miljarden euro's van dit land.

1. 6
2. 15
3. 20
4. 25

Bereken het
overheidssaldo

1. -3
2. -5
3. 3
4. 5

Bereken het saldo
import

1. 415
2. 373
3. 418
4. 393

Besparingen 68

Besparingen (S) - Investeringen (I) = 68 - 29 = 39

Overheidssaldo (B-O) = 142 - 139 = 3

Nationaal spaarsaldo = 42 --> uitgeleend aan buitenland om verschil tussen export (betalingen van buitenland aan ons) en import (betalingen van ons aan buitenland) mee te betalen. 

Import is dus 415 - 42 = 373

Besparingen 68

Nationaal inkomen (Y) = 460

Productie (BBP) = C 250 + I 29 + O 139 = 418 

Inkomen (Y) > productie (BBP) --> verschil is 460 - 418 = 42  

Nationaal spaarsaldo = 42 = saldo betalingsbalans --> exportoverschot  

Export - exportoverschot = import --> 415 - 42 = 373

Gaat de uitgaande
geldstroom
van de overheid
naar links of rechts

1. Links
2. Rechts

Wat vond je het moeilijkste vandaag en waarom?