Taalverzorging B werkwoordspelling

Taalverzorging werkwoordspelling
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Donderdag 10 oktober
Lezen 
Uitleg werkwoordspelling + invullen schema
Oefenen met werkwoordspelling
Maken Taalverzorging B opdracht 3

Huiswerk dinsdag 15-10 Taalverzorging A 4/5/6/7. Taalverzorging B opdracht 3

Slide 2 - Diapositive

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen meervoudsvorming
5 min
-Werkwoordspelling
15 min
-Oefenen


45 min


Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden;
  • Je kan in een zin correct gespelde werkwoordsvormen invullen;
  • Je kan bijzonderheden in de werkwoordspelling uitleggen;
  • Je kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de werkwoordspelling. 

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h3u" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van Taalverzorging meervoudsvorming.
Kijk je gemaakte opdrachten na.  

Slide 5 - Diapositive

Noteer het meervoud van "gemoed"

Slide 6 - Question ouverte

Noteer het meervoud van "display"

Slide 7 - Question ouverte

Noteer het meervoud van "glas"

Slide 8 - Question ouverte

Meervoudsvorming
Meervoud op -en --> soms extra medeklinker, soms verandering van medeklinker. 
Meervoud op -s --> klinker + spraakverwarring = '. Leenwoorden -s.
Meervoud -'en of -'s --> afkortingen.
Meervoud met trema --> met klemtoon, met extra e, met trema. Zonder klemtoon, zonder extra e, met trema. (melodie-melodieën VS bacterie-bacteriën). Woorden -ee met trema met extra e (idee-ideeën).
Twee meevoudsvormen --> groente/museum/band (betekenis).
Bijzondere meervoudsvormen --> korte klank wordt lange klank (dak-daken), klinker verandert (schoonheid-schoonheden), -eren (kind-kinderen), onregelmatig (koe-koeien en lende-lendenen). 

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Verbogen --> + e. De mooie auto. 
Onverbogen --> zonder e. De auto is mooi. 
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord --> het geslaagde feest. Schrijf je zo kort mogelijk, tenzij uitspraak belemmert wordt. (vergrote scherm - ontpitte kersen). 
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord --> eindigen op -en (ijzeren schaar, papieren vliegtuig) tenzij leenwoord uit Engels (plastic hoes, polyester shirt). 
Trappen van vergelijking:

Slide 10 - Diapositive

Wat weet je nog van werkwoordspelling?

Slide 11 - Carte mentale

Waarvoor gebruik je 't ex-kofschip ook alweer?

Slide 12 - Carte mentale

Waar wil je tijd aan besteden: spelling in de tegenwoordige tijd, spelling in de verleden tijd, spelling van voltooide deelwoorden, spelling van onvoltooide deelwoorden, spelling van Engelse werkwoorden?

Slide 13 - Question ouverte

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Soms kan er meer veranderen in de spelling van de persoonsvorm. 
-Ik
-Jij achter persoonsvorm
Hele werkwoord -en.
Ik fiets het liefst samen.
Fiets jij altijd alleen?
-Jij voor de persoonsvorm
-Hij/zij/het
Hele werkwoord -en +t.
Zij fietst altijd met haar broer. 
Jij wordt nooit moe van fietsen. 
-Wij/jullie/zij
Hele werkwoord. 
Jullie fietsen te snel. 
Wij worden niet snel moe. 
Korte klank met twee dezelfde medeklinkers --> een verdwijnt.
Pakken - ik pak - jij pakt
Bestellen - ik bestel - jij bestelt
Als een werkwoord -en eindigt op één medeklinker, dan verdubbelt de klinker zodat de klank lang blijft.
Raken - ik raak - jij raakt
Bespelen - ik bespeel - jij bespeelt
Z verandert in s, v verandert in f. 
Kiezen - ik kies - jij kiest
Proeven - ik proef - jij proeft

Slide 14 - Diapositive

Werkwoordspelling verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Ik/jij/hij/zij/het
Hele werkwoord -en + te/de
Ik fietste langzaam.
Het regende de hele dag.
Wij/jullie/zij
Hele werkwoord - en + ten/den
We lachten ons kapot. 
Ze belandden in het water. 
Sterke werkwoorden
Veranderen van klank
o --> ie
ij --> ee
i --> o
e --> a
lopen --> liep
schrijven --> schreef
beginnen --> begon
lezen --> las

Slide 15 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Handeling is gebeurd of gedaan. Vaak gepaard met hebben, zijn of worden. 

Schrijf zo kort en eenvoudig mogelijk.
Ik had nog nooit zo ver gelopen. 
Maak langer om te horen of je een -t of -d schrijft. 
Vannacht zijn er twee bomen omgewaaid
Het dak heeft gelekt. 
Gebruik de regel van 't ex-kofschip.
Zie hierboven. 
Geen extra voorvoegsel.
Je had me toch niet geloofd. 
Scheidbare werkwoorden.
Moet werkwoordspelling worden afgeschaft?
Soms ge- .ervoor bij samengestelde werkwoorden die niet scheidbaar zijn. 
Op dat terrein heb ik gehandbald
Trema bij klinkerbotsing. 
Die opmerking heeft hem nogal geërgerd

Slide 16 - Diapositive

Onvoltooid deelwoord
Handeling is nog bezig. Te herkennen aan -nde.

Hele werkwoord +d.
Fluitend won ze de wedstrijd. 
Uit het niets opdoemend kwam de boot recht op ons af. 
Soms hele werkwoord +de.
Leraar zijnde wil je het goede voorbeeld geven. 
Al pratende vergaten ze de tijd. 

Slide 17 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Slide 18 - Diapositive

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
HAVO: Taalverzorging B werkwoordspelling, opdracht 3, 4 en 7.
VWO: Taalverzorging B werkwoordspelling, opdracht 3, 4, 6 en 7.
Hoe?
HAVO: Oefenboek blz 130-131. 
VWO Oefenboek blz 138-139.
Handboek blz 180-183.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11:10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
-Huiswerk gisteren, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer. 
-Huiswerk volgende week, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer. 

Slide 19 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.

Je kan in een zin correct gespelde werkwoordsvormen invullen.
Je kan bijzonderheden in de werkwoordspelling uitleggen.
Je kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de werkwoordspelling.

Slide 20 - Question de remorquage