Taalverzorging C

Taalverzorging persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen meervoudsvorming
5 min
-Persoonsvorm schrijven
15 min
-Zelfstandig oefenen
45 min


Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd. 
  • Je kan in een zin een passende vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd invullen.
  • Je kan bijzonderheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd uitleggen. 
  • Je kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd. 

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h3u" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van Taalverzorging A+B.
Kijk je gemaakte opdrachten na.  

Slide 4 - Diapositive

Noteer het meervoud van "echo"

Slide 5 - Question ouverte

Noteer het meervoud van "cadeau"

Slide 6 - Question ouverte

Noteer het meervoud van "wc"

Slide 7 - Question ouverte

Noteer het meervoud van "verslag"

Slide 8 - Question ouverte

Noteer het meervoud van "blad"

Slide 9 - Question ouverte

Meervoudsvorming
Meervoud op -en --> soms extra medeklinker, soms verandering van medeklinker. 
Meervoud op -s --> klinker + spraakverwarring = '. Leenwoorden -s.
Meervoud -'en of -'s --> afkortingen.
Meervoud met trema --> met klemtoon, met extra e, met trema. Zonder klemtoon, zonder extra e, met trema. (melodie-melodieën VS bacterie-bacteriën). Woorden -ee met trema met extra e (idee-ideeën).
Twee meevoudsvormen --> groente/museum/band (betekenis).
Bijzondere meervoudsvormen --> korte klank wordt lange klank (dak-daken), klinker verandert (schoonheid-schoonheden), -eren (kind-kinderen), onregelmatig (koe-koeien en lende-lendenen). 

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Soms kan er meer veranderen in de spelling van de persoonsvorm. 
-Ik
-Jij achter persoonsvorm
Hele werkwoord -en.
Ik fiets het liefst samen.
Fiets jij altijd alleen?
-Jij voor de persoonsvorm
-Hij/zij/het
Hele werkwoord -en +t.
Zij fietst altijd met haar broer. 
Jij wordt nooit moe van fietsen. 
-Wij/jullie/zij
Hele werkwoord. 
Jullie fietsen te snel. 
Wij worden niet snel moe. 
Korte klank met twee dezelfde medeklinkers --> een verdwijnt.
Pakken - ik pak - jij pakt
Bestellen - ik bestel - jij bestelt
Als een werkwoord -en eindigt op één medeklinker, dan verdubbelt de klinker zodat de klank lang blijft.
Raken - ik raak - jij raakt
Bespelen - ik bespeel - jij bespeelt
Z verandert in s, v verandert in f. 
Kiezen - ik kies - jij kiest
Proeven - ik proef - jij proeft

Slide 11 - Diapositive

Werkwoordspelling verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Ik/jij/hij/zij/het
Hele werkwoord -en + te/de
Ik fietste langzaam.
Het regende de hele dag.
Wij/jullie/zij
Hele werkwoord - en + ten/den
We lachten ons kapot. 
Ze belandden in het water. 
Sterke werkwoorden
Veranderen van klank
o --> ie
ij --> ee
i --> o
e --> a
lopen --> liep
schrijven --> schreef
beginnen --> begon
lezen --> las

Slide 12 - Diapositive

Samen oefenen
Zet in tegenwoordige tijd:
Vader ..... (rijden) naar zijn werk. 
Het vuur .... (branden) hard. 
Frank .... (melden) zich bij de balie. 
Jos .... (wachten) op de trein. 
Mijn haar .... (pluizen) als het nat is. 


Zet in verleden tijd:
Loes .... (vieren) haar verjaardag morgen. 
Ans en Jan ... (beleven) een heel spannend avontuur.
Anne ...(draven) met het paard naar de weg.
Iris .... (raden) wat Tom had gedaan.
Roos ... (niezen) van het stof.

Slide 13 - Diapositive

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Oefenboek Taalverzorging, paragraaf C, persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd, opdracht 2-6. 
Hoe?
Oefenboek blz 112-113.
Handboek blz 180-181.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11:10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
-Huiswerk gisteren, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer. 
-Huiswerk volgende week, Zie LessonUp/Magister/Studiewijzer. 

Slide 14 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd.
Je kan in een zin een passende vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd invullen.
Je kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd. 
Je kan bijzonderheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd uitleggen. 

Slide 15 - Question de remorquage