H1 economie 1.3 Belasting op shoppen? uitleg deel 3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

5.3 belasting op shoppen?

BTW

Berekenen van btw en consumentenprijs

Btw (1)

Wanneer betaal je Btw?

Als je iets koopt betaal je Btw

-Btw staat voor Belasting over de toegevoegde waarde
-Ander woord voor Btw is omzetbelasting.

-De Btw is in 2019 van 6% naar 9% gegaan. 

BTW tarief

Hoog tarief = 21%  > bijna alle producten

Laag tarief = 9%  > BASIS BEHOEFTEN

eten, openbaar vervoer, kapper, taxi, geneesmiddelen

BTW en omzetbelasting = hetzelfde.

Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%.

Bereken de consumentenprijs?

( Verkooprijs + BTW )

Verkoopprijs jas € 125 

btw is 21%.

Bereken de consumentenprijs.

Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%.

Bereken de consumentenprijs?

( Verkooprijs + BTW )

1. BTW berekenen:
   € 125 : 100 x 21% = € 26,25
2. of 21% :100 x 125 = 26,25 euro
3. Consumentenprijs berekenen
   € 125 + € 26,25 = € 151,25
   

Wat betekent de afkorting BTW?
=leervraag

1. Belasting Totale Waarde
2. Belasting Toegevoegde Waarde
3. Bruto Totale Waarde
4. Bruto Toegevoegde Waarde

Wat is omzet?

1. Afzet x inkoopprijs
2. Inkoopprijs x verkoopprijs
3. Afzet x verkoopprijs
4. Afzet : verkoopprijs

is verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?

1. inclusief (met)
2. exclusief (zonder)

Wat is de consumentenprijs?

1. verkoopprijs zonder btw
2. de btw
3. verkoopprijs met btw
4. inkoopprijs

9%

21%

9% BTW of 21% BTW

1. 9%
2. 21%