Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 1 - Quiz
Verwijswoorden:
''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
deze
D
die
Slide 2 - Quiz
Formuleren (verwijswoorden)
''De jongen ... Juliette staat te wachten, is de vriend van haar zus.''
A
wat
B
waarmee
C
op wie
D
waarop
Slide 3 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 4 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 5 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in. Kies uit: op wie, waarop. Maite is echt iemand ... je kunt bouwen.
A
waarop
B
op wie
Slide 6 - Quiz
Tot mijn tiende hadden wij een labrador, ... ik goede herinneringen heb.
A
aan wie
B
waaraan
C
wie
D
waar
Slide 7 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de verloting'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 8 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Na ... première poseerden de musici voor de aanwezige fotografen.
A
hun
B
hen
C
zijn
D
haar
Slide 9 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Als je vanavond op je nichtjes gaat passen, wil je ... dan dit cadeautje geven?
A
hun
B
hen
C
hem
D
haar
Slide 10 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Dat is het lekkerste ... ik ooit gegeten heb.
A
dat
B
wat
C
dit
D
deze
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: De kandidaat ... Bram de vorige keer gestemd heeft, staat niet meer op de lijst.
A
waaraan
B
aan wie
C
op wie
D
waarop
Slide 12 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Lin is de hele dag bij me gebleven, ... ik erg waardeerde.
A
dat
B
wat
C
dit
D
wie
Slide 13 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Binnenkort komen er familieleden van Nout uit Amerika op bezoek en zijn ouders zijn van plan ... mee te nemen naar de Keukenhof.
A
hun
B
hen
C
hem
D
haar
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Annabel wist niet meer hoe ze het baby'tje, ... maar bleef huilen, moest troosten.
A
dat
B
wat
C
dit
D
wie
Slide 15 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Tot mijn tiende hadden wij een labrador, ... ik goede herinneringen heb.
A
aan wie
B
waaraan
C
wie
D
waar
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Het complete onderzoek wordt aan het overlegorgaan toegezonden, zodat ... een gedegen oordeel kan vormen.
A
hij
B
het
C
hun
D
zij
Slide 17 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Het vliegtuig moest diverse rondjes vliegen, voordat ... toestemming kreeg om te landen.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun
Slide 18 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Dit is het beste boek ... ik ooit heb gelezen.
A
dat
B
wat
C
deze
D
die
Slide 19 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Veerle en Roos gaan in huis alles ... donker is, in een lichtere kleur verven.
A
dat
B
wat
C
dit
D
wie
Slide 20 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Kunt u mij vertellen ... ik het beste kan raadplegen op dit gebied?
A
wie
B
wat
C
waar
D
waaraan
Slide 21 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Mare is echt iemand ... je kunt bouwen.