Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Welk nummer geeft de blinde vlek aan?
A
6
B
7
C
10
D
11
Slide 1 - Quiz
Een varken heeft aan 30 deeltjes truffel per 1.000.000 deeltjes genoeg om truffels te vinden. Mensen hebben er minstens 1500 nodig. Welke uitspraak hierover is juist?
A
Voor varkens is truffelgeur een adequate prikkel, voor mensen niet
B
Varkens hebben andere typen geurreceptoren dan mensen
C
Varkens hebben een lagere prikkeldrempel voor truffels
Slide 2 - Quiz
Welk onderdeel maakt geen deel uit van een reflexboog?
A
Bewegingszenuwcel
B
Ruggenmerg / hersenstam
C
Hersenen
D
Spier of klier
Slide 3 - Quiz
Bij welk nummer vind je de meeste kegeltjes?
A
4
B
6
C
7
D
10
Slide 4 - Quiz
Adrenaline zorgt o.a. voor een verhoging van de hartslag en ademhaling. Waar wordt dit hormoon gemaakt?
A
Bijnieren
B
Alvleesklier
C
Hypofyse
D
Hypothalamus
Slide 5 - Quiz
Autonoom zenuwstelsel
Animale zenuwstelsel
Bewuste acties
Bloedvaten vernauwen
Orthosympatisch
Skeletspieren
Reflexen
Parasympatsch
Slide 6 - Question de remorquage
De alvleesklier is geactiveerd door een impuls, via wat voor zenuwcel zal die impuls zijn gebracht?
A
Gevoelszenuwcel
B
Schakelcel
C
Bewegingszenuwcel
Slide 7 - Quiz
Gijs heeft een te bol hoornvlies en kan daarom slecht in de verte kijken. Welke uitspraak hierover is juist?
A
Het brandpunt ligt vóór zijn netvlies
B
Gijs is verziend
C
Gijs heeft een bril nodig met bolle glazen (+)
D
Het beeld valt dan niet omgekeerd op zijn netvlies
Slide 8 - Quiz
Met welk nummer is de grijze stof in het ruggenmerg weergegeven?
A
6
B
7
C
8
Slide 9 - Quiz
De afbeelding hiernaast is een schematische tekening van de tong. Deel P is een klier, wat voor klier is P?
A
Endocriene klier
B
Exocriene klier
Slide 10 - Quiz
Welk nummer is geen deel van het centrale zenuwstelsel?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quiz
Door welke klier wordt het hormoon adrenaline geproduceerd?
A
Schildklier
B
Bijnieren
C
Alvleesklier
D
Hypofyse
Slide 12 - Quiz
Bewegingszenuwcel
schakelcel
Gevoelszenuwcel
Slide 13 - Question de remorquage
In welk diagram is het verband tussen impulssterkte en impulsfrequentie juist weergegeven?
A
diagram 1
B
diagram 2
C
diagram 3
D
diagram 4
Slide 14 - Quiz
Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede
Slide 15 - Question de remorquage
Atropine wordt door optometristen gebruikt om alle kringspieren in het oog te laten ontspannen. Een bijwerking is dat de patiënt tijdelijk niet scherp ziet. Heeft de patiënt als gevolg van het ontspannen van de kringspieren moeite met dichtbij of veraf zien? En waardoor wordt dit veroorzaakt?
A
Dichtbij, lensbandjes staan strak
B
Dichtbij, lensbandjes zijn ontspannen
C
Veraf, lensbandjes staan strak
D
Veraf, lensbandjes zijn ontspannen
Slide 16 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
Een spier bestaat uit 3 filamenten: actine, acetylcholine en myosine
B
De wand van de aorta bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel
C
Een spiervezel bestaat uit verschillende spierbundels
D
Een motorisch eindplaatje stuurt 1 of meerdere spiervezels aan
Slide 17 - Quiz
Wat is de verdeling van lading binnen en buiten een zenuwcel tussen twee impulsen in?
A
Binnen negatief en buiten positief
B
Binnen positief en buiten negatief
C
Zowel binnen als buiten negatief
D
Onbekend, maar altijd tegenovergesteld
Slide 18 - Quiz
GABA is een neurotransmitter in de hersenen. Deze neurotransmitter heeft een inhiberende (remmende) werking op de impulsoverdracht. Het medicijn oxazepam versterkt de werking van GABA. Wat is een verwacht effect van oxazepam?