4.2 deel 2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H4: De industriele revolutie

De tijd van burgers en stoommachines

ca. 1750 - ca. 1900

Programma

Huiswerk bespreken

Uitleg 

Opdrachten maken

Geef zoveel mogelijk voorbeelden van slechte werkomstandigheden

Gebruik par 4.2, bron 2 (blz. 26).
Over welke werkomstandigheden vind je GEEN informatie in de bron?

1. aantal doden
2. kinderarbeid
3. hoogte van de lonen
4. plaats van de ramp

Schrijf de ontbrekende woorden op:
Bij industrialisatie werden steeds meer ..(1).. in fabrieken gemaakt. De arbeiders die daar werkten, moesten ..(2).. in de buurt van die fabrieken wonen. De gebieden rond de fabrieken veranderden in ..(3)..: daar was dus sprake van ..(4).. .

Leerdoelen 4.2: De industriele samenleving

Je kunt: 

• uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van arbeiders waren
  
  
• uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving
  
  
• enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan

kapitalisme

Welke sociale groepen behoorden tot de standensamenleving?

Welke sociale groepen behoorden tot de klassenmaatschappij?

"De mensen van de derde stand behoren allemaal tot de arbeidersklasse"

1. Juist
2. Onjuist

" Een ondernemer investeert in pakhuizen en schepen. Dat hoort bij.....

1. handelskapitalisme
2. kapitalisme

middenklasse

Arbeidersklasse

Ondernemers

Kapitaal

buitenwijken

arbeidskracht

schoolmeester

winkelier

mijnwerker

trambestuurder

OPDRACHT/HUISWERK

Lees nog een keer de leertekst en maak opdracht 7 t/m 12 op blz. 29/30 (online bij 4.2)