Werkboekje bs 4: kruisingen

Werkboekje bs 4: kruisingen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
biologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkboekje bs 4: kruisingen

Slide 1 - Diapositive

Doelstelling
  • Je moet een kruisingsschema kunnen opstellen
  • Je moet bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen kunnen afleiden

Slide 2 - Diapositive

Wat weten we tot nu toe..
In elke lichaamscel liggen 46 chromosomen (23 paar).
In een geslachtscel (spermacel of eicel) liggen 23 chromosomen. 
Bij de bevruchting komt de helft van de chromosomen (23) van de spermacel en de andere helft van de eicel (23). Samen weer 46!

Slide 3 - Diapositive

Wat weten we tot nu toe..
Elk chromosoom komt in een paar (1 van de moeder, 1 van de vader).
Op een chromosomenpaar liggen genen voor een erfelijke eigenschap. Bv het gen voor oogkleur. 

Slide 4 - Diapositive

De informatie die in een gen ligt, noem je een allel. 
Bv het gen voor oogkleur, op het ene chromosoom ligt het allel voor groene ogen, op het andere chromosoom ligt het allel voor blauwe ogen.

Je hebt dus 2 allelen voor elk gen!

Slide 5 - Diapositive

Het fenotype = de zichtbare eigenschappen van een organisme
Het genotype = de erfelijke eigenschappen van een organisme

Het genotype kun je aangeven met letters, waarbij elk allel een hoofdletter of een kleine letter krijgt. 
Dominant = hoofdletter
recessief = kleine letter
2 x dezelfde allelen (letters) = homozygoot
2 verschillende allelen (letters) = heterozygoot
Het fenotype = de zichtbare eigenschappen
van een organisme
Het genotype = de erfelijke eigenschappen
van een organisme

Het genotype kun je aangeven met letters, waarbij elk allel een hoofdletter of een kleine letter krijgt.
Dominant = hoofdletter
recessief = kleine letter
2 x dezelfde allelen (letters) = homozygoot
2 verschillende allelen (letters) = heterozygoot


Slide 6 - Diapositive

zwart = dominant, blond = recessief
Wanneer een organisme heterozygoot is voor de eigenschap, 
is het fenotype: zwart haar
en het genotype: Aa
Wanneer een organisme homozygoot dominant is, is het fenotype: zwart haar
en het genotype: AA

Slide 7 - Diapositive


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het fenotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 8 - Quiz


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het genotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 9 - Quiz

Kruisingsschema's 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Wat ga je nu doen?
1. Lees in je werkboekje blz 112 + 113 (kruisingen)
2. Maak opdracht 31, 32 en 33. Gebruik hiervoor de informatie in de tekst op blz 112!


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
  • De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
     (dus 2x een X)
  • De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.

 


Slide 16 - Diapositive

Kruisingen- voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen
Bruin =dominant = A
Blond = recessief = a


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 17 - Diapositive

 kruisingen - voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
1. Betekenis van de allelen
     Bruin =dominant = A
     Blond = recessief = a
2. Genotype van de ouders
     vader = heterozygoot = Aa
moeder  = heterozygoot = Aa 


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 18 - Diapositive

kruisingen - voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingstabel opstellen


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 19 - Diapositive

 kruisingen - voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingtabel opstellen

  4. Verhouding tussen genotypen noteren
  5. Verhouding tussen fenotypen noteren


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 20 - Diapositive

Kruisingstabellen 
verhouding genotypen = AA : Aa : aa        Verhouding fenotypen bruine vacht : blonde vacht
                                                   1   :  2  :  1                                                                      3        :        1

hoe groot is de kans op een blonde pup in de f1?
kans dat bij bevruchting de zaadcel het recessieve allel bevat is 50%
kans dat bij bevruchting de eicel het recessieve allel bevat is 50%
De kans dat de f1 dus beide recessieve allelen bevat is 25%

Slide 21 - Diapositive

Wat ga je nu doen?
1. Lees in je werkboekje blz 112 + 113 (kruisingen)
2. Maak opdracht 31, 32 en 33. Gebruik hiervoor de informatie in de tekst op blz 112!


Slide 22 - Diapositive