Thema 5 - dag 4 individueel

Thema 5 - de kleding
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 - de kleding

Slide 1 - Diapositive


A
De zomer is warm.
B
De zomer is koud.
C
De winter is warm.
D
De winter is koud.

Slide 2 - Quiz

De muis is ....... .

Slide 3 - Question ouverte


A
De winterkleding is dik.
B
De winterkleding is dun.
C
De zomerkleding is dik.
D
De zomerkleding is dun.

Slide 4 - Quiz


A
De mode is oud.
B
De mode is nieuw.

Slide 5 - Quiz


A
Hij trekt de winterkleding aan.
B
Hij trekt de winterkleding uit.
C
Zij trekt de winterkleding aan.
D
Zij trekt de winterkleding uit.

Slide 6 - Quiz


A
De zomer is warm.
B
De zomer is koud.
C
De winter is warm.
D
De winter is koud.

Slide 7 - Quiz


A
De jas is nat.
B
De jas is droog.
C
De jas is vies.
D
De jas is schoon.

Slide 8 - Quiz

Het boek is ....... .

Slide 9 - Question ouverte


A
Hij trekt de winterkleding aan.
B
Hij trekt de winterkleding uit.
C
Zij trekt de winterkleding aan.
D
Zij trekt de winterkleding uit.

Slide 10 - Quiz


A
De winterkleding is dik.
B
De winterkleding is dun.
C
De zomerkleding is dik
D
De zomerkleding is dun.

Slide 11 - Quiz


A
Het glas is leeg.
B
Het glas is vol.
C
De glazen zijn leeg.
D
De glazen zijn vol.

Slide 12 - Quiz

De veters zijn ....... .

Slide 13 - Question ouverte

Enkelvoud
Meervoud
de stof
de spijkerstoffen
de kledingwinkel
de kledingwinkels
de draad
de stoffen
de maat
de naalden
de naald
de markten
de spijkerstof
de maten
de markt
de draden
de mode
de modes

Slide 14 - Question de remorquage

Het boek is ....... .

Slide 15 - Question ouverte


A
De mode is oud.
B
De mode is nieuw.

Slide 16 - Quiz


A
De schoenen zijn vies.
B
De schoenen zijn schoon.
C
De schoen is vies.
D
De schoen is schoon.

Slide 17 - Quiz


A
De schoen is vies.
B
De schoen is schoon.
C
De schoenen zijn vies.
D
De schoenen zijn schoon.

Slide 18 - Quiz

De veter is ....... .

Slide 19 - Question ouverte


A
De jas is nat.
B
De jas is droog.
C
De jas is vies.
D
De jas is schoon.

Slide 20 - Quiz


Deze hond is .........
A
klein
B
groot
C
vies
D
schoon

Slide 21 - Quiz


A
Het glas is leeg.
B
Het glas is vol.
C
De glazen zijn leeg.
D
De glazen zijn vol.

Slide 22 - Quiz

Hij ..................... in het water.

Slide 23 - Question ouverte

Jij ..................... de schoen aan.

Slide 24 - Question ouverte

Zij .............. de broek op de markt.

Slide 25 - Question ouverte

Zij ..................... naar de finish.

Slide 26 - Question ouverte

Jij bent klaar.

Slide 27 - Diapositive