Werkwoordspelling - bn, vdw, td, inf

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

CHECK DE GOEDE DATA VAN DE PITCHES
Kenaz. Boek?
Mike, nieuw boek kiezen
Wie leest: 'Gewoon daarom?'

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Werkwoordspelling - bn, vdw, td, inf

Slide 5 - Diapositive

Leerdoel
Je kan alle werkwoorden correct spellen.

Slide 6 - Diapositive

Deze les
Korte uitleg
Zelfstandig werken
Quizvraag ter afsluiting

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm
'normaal' werkwoord

hij loopt
hij liep
zij pakte
wij raadden

Slide 8 - Diapositive

Infinitief (hele werkwoord)
Wij gaan een appeltaart maken.

De persoonsvorm van deze zin = gaan.
Gaan kan dus geen infinitief zijn.
Maken blijft wel over, dit is wel een infinitief.
Dus:
Gaan = persoonsvorm, maken = infinitief.

Slide 9 - Diapositive

Het tegenwoordig deelwoord

Slide 10 - Diapositive

Uitleg: bijvoeglijke naamwoorden > voltooid deelwoord

Slide 11 - Diapositive

Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Haal de ... prijzen deze week op.
A
verlote
B
verloote
C
verlootte
D
verlotte

Slide 12 - Quiz

Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Ik vind alleen ... (suikeren) pinda’s lekker.
A
gesuikerd
B
gesuikert
C
gesuikerde
D
gesuikerte

Slide 13 - Quiz

Spel het bijvoeglijke naamwoord:

De (verwachten) aankomsttijd.
A
Verwachtte
B
Verwachtten
C
Verwachte

Slide 14 - Quiz

Spel het bijvoeglijke naamwoord:

De (plannen) afspraak ging niet door.
A
Geplande
B
Geplannde
C
Geplan
D
Geplannen

Slide 15 - Quiz

Heb jij morgen ook de ..... (verplichten) herkansing?
A
verplichten
B
verplichte
C
veplichtte
D
verplichde

Slide 16 - Quiz

Maken (huiswerk)
Cursus 7,
maken opdrachten
in planner 
werkwoordspelling
online
methode 
Klaar: afmaken cursus 1: par. 1 +2




Eerste 15 minuten in volledige stilte
(geen vragen stellen)
Na 15 minuten: zachtjes overleggen met je buur

Slide 17 - Diapositive

Spel het bijvoeglijke naamwoord:

De (verroesten) fiets.
A
Veroeste
B
Verroeste
C
Verroesten
D
Veroesten

Slide 18 - Quiz