VWO 1 h. 9.1 grammatica les 2 lijdend voorwerp

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

h.9.1 Taalverzorging


Grammatica 

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen


  • je kunt de werkwoordstijden herkennen.
  • je kunt het lijdend voorwerp in de zin vinden.


Slide 3 - Diapositive

Wat doen we deze les?


  • We herhalen kort de verschillende werkwoordstijden;

  • We bespreken een paar zinnen van het werkblad;

  • We bespreken het lijdend voorwerp;

  • Jullie gaan aan de slag met de opdrachten in paragraaf 9.1.

Slide 4 - Diapositive

werkwoordstijden









Slide 5 - Diapositive


In welke tijd staat deze zin?

De brand heeft veel schade aangericht in het bedrijf. 
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 6 - Quiz


In welke tijd staat deze zin?

Brian had vorig jaar de marathon gelopen.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 7 - Quiz


In welke tijd staat deze zin?

Zij wilde haar vriendin graag helpen met het huiswerk.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 8 - Quiz


De docent heeft de theorie duidelijk uitgelegd.

Leg uit waarom bovenstaande zin in de voltooid tegenwoordige tijd (vtt) staat.

Slide 9 - Question ouverte


Bart mocht zijn schoenen komend weekend weer ophalen bij de schoenmaker.

In welke tijd staat deze zin?

Slide 10 - Question ouverte


5 Volgende week heeft de voorzitter een gesprek over de contributie.        

Slide 11 - Question ouverte

zinnen in zinsdelen verdelen

Slide 12 - Diapositive

1. de stappen die je doet om de zin in zinsdelen te verdelen.




   

-  zoek de pv en zet een streepje voor en achter de pv
-  alles voor de pv is een zinsdeel
-  ga op zoek naar andere werkwoorden -
   zet er een streepje voor en achter.
    
  
 
-  zet de woorden die je overhoudt voor de pv
   (zoveel mogelijk woorden)
 Let op: te voor het hele werkwoord
             en scheidbare werkwoorden.

Slide 13 - Diapositive


 2. Zoek het onderwerp van de zin                      3. Zoek het werkwoordelijk gezegde in de zin


   

-  Zoek het antwoord op de vraag:

     wie/wat + pv?
    
   Deze boterham vindt hij niet lekker.
   Deze boterham /vindt /hij /niet /lekker.
   Wie vindt? hij




- Alle werkwoorden in de zin die bij elkaar
  horen.
- Let op de gesplitste werkwoorden, noem
  beide delen.
te voor het hele werkwoord hoort bij het wg.
   
   Door deze storm /waaide /de boom /om.
   wg: waaide om


Slide 14 - Diapositive

1 Binnen deze klas willen de leerlingen een goed cijfer voor de toets van
  Nederlands halen.

pv:______________________________________________________
ow: ______________________________________________________
wg:______________________________________________________

2 Iedereen spoedde zich naar de plaats van de ramp.
pv:______________________________________________________
ow: ______________________________________________________
wg:______________________________________________________

Slide 15 - Diapositive

3 De brand heeft veel schade aangericht in het bedrijf.

pv:______________________________________________________
ow: ______________________________________________________
wg:______________________________________________________


4 Vorige week bladerde de kleuter vaak in het prentenboek.
pv:______________________________________________________
ow: ______________________________________________________
wg:______________________________________________________











Slide 16 - Diapositive

5 Volgende week heeft de voorzitter een gesprek over de contributie.

pv:______________________________________________________
ow: ______________________________________________________
wg:______________________________________________________


6 We volgden tijdens onze vakantie een nauwelijks begaanbaar pad.
pv:______________________________________________________
ow: ______________________________________________________
wg:______________________________________________________





Slide 17 - Diapositive

Het lijdend voorwerp

Slide 18 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)

  • Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat of de persoon die nodig is om de handeling uit te voeren. 
  • Het lijdend voorwerp maakt de handeling mee zonder zelf iets te doen.

VOORBEELD

De journalist interviewde om vijf uur de minister-president.
Harmen en Cheyenne ruimden hun afval niet op.

De minister-president en hun afval doen zelf niets. 
Toch zijn ze nodig in de zin, want de werkwoorden interviewen en opruimen 'vragen' om iemand die de handeling uitvoert én om iets wat of iemand die nodig is bij de handeling.

Slide 19 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)



Om snel het lijdend voorwerp te kunnen vinden, stel je de vraag:

Wie of wat+ gezegde+ onderwerp?

Let op: niet in elke zin staat een lv

Let op: een lv mag nooit met een
            voorzetsel beginnen.

Slide 20 - Diapositive


Bestel jij een paar broden voor mij?

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?
A
jij
B
broden
C
een paar broden
D
voor mij

Slide 21 - Quiz


Mijn oudste broer heeft dat geweldige feestje georganiseerd.

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?
A
mijn broer
B
dat geweldige feestje
C
heeft georganiseerd
D
mijn oudste broer

Slide 22 - Quiz


Die oude boom heeft de boswachter gisteren omgehakt.

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?
A
Die oude boom
B
de boswachter
C
heeft omgehakt
D
gisteren

Slide 23 - Quiz


Aan de wand hangt een prachtig schilderij.
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?
A
Aan de wand
B
een schilderij
C
een prachtig schilderij
D
geen

Slide 24 - Quiz

Zelf aan de slag
huiswerk vrijdag: 

  • leren de theorie van het lijdend voorwerp.
  • maken: h.9.1 (blz. 77 en verder)
     opdracht 1 t/m 4 (lijdend voorwerp)
    (boek/of online).
  • maken: het werkblad van het lijdend voorwerp (magister huiswerk vandaag)

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive