5.9

5.9
kunnen, willen, mogen moeten zullen en hoeven
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerISK

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 110 min

Éléments de cette leçon

5.9
kunnen, willen, mogen moeten zullen en hoeven

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn
werkwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

Het doel van deze les:
'Ik kan de werkwoorden kunnen, moeten, mogen, willen, zullen en hoeven gebruiken in de tegenwoordige tijd.'

'Ik kan twee werkwoorden gebruiken, met één werkwoord achteraan in de zin.'

Slide 3 - Diapositive

 werkwoorden
kunnen: mogelijkheid
moeten: noodzaak, geen keus
mogen: mag
willen: wenselijk
zullen: waarschijnlijk
hoeven: niet noodzakelijk of verplicht


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive


Even oefenen ...

Slide 6 - Diapositive

mogen
Jullie ______ hier niet komen.

Slide 7 - Question ouverte

moeten
Je ______ stil zijn.

Slide 8 - Question ouverte

hoeven
Hij _____ niet te werken.

Slide 9 - Question ouverte

kunnen
______ u mij helpen?

Slide 10 - Question ouverte

willen
Zij _____ met ons mee.

Slide 11 - Question ouverte

zullen
Ik _____ dat wel even doen.

Slide 12 - Question ouverte

willen
Wij _____ naar huis.

Slide 13 - Question ouverte

kunnen
Yusuf ______ gitaar spelen.

Slide 14 - Question ouverte

hoeven
______ jij geen ijsje?

Slide 15 - Question ouverte

zullen
______ we dansen?

Slide 16 - Question ouverte

Maak opdracht 
1 en 2 in je boek
(bladzijde 90)

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 1 en 2
samen bespreken (bladzijde 90)

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat .... jij iedere zondag doen?
A
moet
B
hoef
C
hoeft
D
wilt

Slide 20 - Quiz

hij ......... (wens) graag een nieuwe fiets voor zijn verjaardag
A
hoeft
B
moet
C
mag
D
wil

Slide 21 - Quiz

Ik kan niet bij je op bezoek ........
A
kom
B
komt
C
gekomen
D
komen

Slide 22 - Quiz

hij zal met Pasen de eieren ........
A
verstopt
B
verstoppen
C
verstop
D
geverstopt

Slide 23 - Quiz

Ik ...... haar een kaart sturen, of ik .... bij haar op bezoek .....
A
kan, kan, gaat
B
kan, kan, gaan
C
moet, moet, gaat
D
moet, moet gegaan

Slide 24 - Quiz

...... wij vandaag naar school?
nee, het is vakantie, wij ...... niet te gaan.
A
kunnen, moeten
B
moeten, hoeven
C
moeten, kunnen
D
hoeven, hoeven

Slide 25 - Quiz

Maak opdracht 
3 en 5 in je boek
(bladzijde 91)

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 3 en 5
samen bespreken
(bladzijde 91)

Slide 27 - Diapositive

Maak opdracht 6
Maak nieuwe zinnen!

Slide 28 - Diapositive

Opdracht 6
samen bespreken

Slide 29 - Diapositive

Het doel van deze les:
'Ik kan de werkwoorden kunnen, moeten, mogen, willen, zullen en hoeven gebruiken in de tegenwoordige tijd.'

'Ik kan twee werkwoorden gebruiken, met één werkwoord achteraan in de zin.'

Slide 30 - Diapositive

Maak een zin met twee werkwoorden:

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

we samen ons huiswerk maken?
jullie gezellig met mij samen eten?
we vandaag niet naar school?
we de tekst morgen ook inleveren? of moet het vandaag?
we vandaag vroeg op school zijn?
hoeven
kunnen
zullen
moeten
willen

Slide 43 - Question de remorquage

Slide 44 - Lien