maag rustgevende middelen bol

maag rustgevende middelen bol
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

maag rustgevende middelen bol

Slide 1 - Diapositive

Maagklachten

Slide 2 - Diapositive

NSAID's
NSAID's :
Door het gebruik van NSAID's neemt deze slijmlaag  beschermende werking in maag af.
Gevolg: maagklachten

Slide 3 - Diapositive

Maagzuurremmers
  • Veel gebruikt - ook wel secretieremmers genoemd
  • Systemisch ; wordt opgenomen in het bloed
  • Preventief bij NSAID's en anti depressie middelen

3 groepen

Slide 4 - Diapositive

Maagbeschermers vallen onder verschillende groepen, maar de meest voorkomende zijn:

Protonpompremmers (PPI's):

Werking: Ze verminderen de hoeveelheid zuur die je maag aanmaakt.


Omeprazol (Losec)
Esomeprazol (Nexium)
Lansoprazol (Prezal)
Pantoprazol (Pantozol)
Rabeprazol (Pariet)



.

Slide 5 - Diapositive

H2-receptorantagonisten:
Voorbeelden: Ranitidine, Famotidine
Werking: Ze blokkeren de histamine in je maag, wat helpt de productie van maagzuur te verminderen.

Antacida:
Voorbeelden: Rennie, Maalox

Werking: Ze neutraliseren het maagzuur direct, waardoor ze snel verlichting geven bij brandend maagzuur.

Slide 6 - Diapositive

Controleer op medicijninteracties: 
Sommige maagbeschermers kunnen de absorptie van andere medicijnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, PPI's kunnen de werking van bloedverdunners zoals clopidogrel verminderen.

Bijwerkingen:
Hoofdpijn
Buikpijn
Diarree of constipatie
Misselijkheid
Duizeligheid
Verhoogd risico op botbreuken bij langdurig gebruik

Slide 7 - Diapositive

 Middelen bij misselijkheid en braken: anti-emetica

Slide 8 - Diapositive

Middelen bij misselijkheid en braken
Anti-emetica zijn middelen die gegeven worden bij misselijkheid en braken. 
Hoe de misselijkheid en braken behandeld worden hangt af van de oorzaak. Observatie en een juiste diagnose zijn belangrijk hierbij. 

Slide 9 - Diapositive

4 groepen anti-emetica:
Peristaltiek opwekkers (prokinetica);
Serotonine antagonisten;
Psychofarmaca;
Andere middelen

Slide 10 - Diapositive

Prokinetica
1. Peristaltiek wekkers (prokinetica)
Deze middelen stimuleren de beweeglijkheid van het maag-darmkanaal (peristaltiek) en worden gebruikt bij klachten zoals een vertraagde maaglediging of alcohol.

Voorbeelden:
Metoclopramide  Werkt op dopamine-receptoren, ook anti-emetisch.
Domperidon Motilium Stimuleert maaglediging, minder effect op de hersenen.
Erytromycine Erythrocine Antibioticum met prokinetisch effect bij lage dosering.


2. Serotonine-antagonisten: Deze middelen ondersteunden een bepaald serotoninete voorkomen en
Deze middelen beïnvloed bepaalde serotonine-receptoren (zoals 5-HT3) en worden vaak gebruikt om gevaarlijke en remmen remmen​te voorkomen van behandelen, bijvoorbeeld bij chemotherapie of na een operatie.
Voorbeelden:

Ondansetron
Granisetron

Tropisetron

Tropisetron



Slide 11 - Diapositive

Serotonine antagonisten
2. Serotonine-antagonisten (5-HT3-antagonisten)
Deze middelen faciliteren 5-HT3-receptoren en worden gebruikt om te voorkomen of te behandelen, vooral bij chemotherapie of na operaties.

Voorbeelden:

Stofnaam Merknaam Opmerking
Ondansetron Zofran Veel gebruikt bij chemo en postoperatief.
Granaatappel Kietril Langere werkingsduur en danstron.
Tropisetron Navoban Wordt minder vaak gebruikt, dezelfde toepassing.

Slide 12 - Diapositive

Andere middelen tegen misselijkheid en braken
.
Voorbeeld: dexamethason, vermindert hersenoedeem. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Einde!: toets medicatie week 9: 

Slide 23 - Diapositive


Slide 24 - Question ouverte


Slide 25 - Question ouverte


Slide 26 - Question ouverte


Slide 27 - Question ouverte


Slide 28 - Question ouverte


Slide 29 - Question ouverte


Slide 30 - Question ouverte