maandag 15 mei

15 mei
  1. samen: leestekst met vragen
  2. gerechten uit allerlei landen
  3. Lees mee dictee
  4. Lees mee maken
  5. Luisteroefening Kleurrijker
  6. Zinnen maken 
  7. Spreekoefeningen

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

15 mei
  1. samen: leestekst met vragen
  2. gerechten uit allerlei landen
  3. Lees mee dictee
  4. Lees mee maken
  5. Luisteroefening Kleurrijker
  6. Zinnen maken 
  7. Spreekoefeningen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beste brugklasleerlingen,
Eindelijk is het zover, de schooldisco!
Afgelopen maand op 15 april kon de disco helaas niet doorgaan, maar nu  willen we vrijdag 28 mei een  groot dansfeest voor jullie organiseren. Het feest begint om 19.00 uur en is om 22.00 uur afgelopen. 
Kaartjes  kun je kopen in de kantine en kosten 5 euro. Wil je helpen? Dat is fijn, je kunt je daarvoor opgeven bij je mentor tot 20 mei. Je krijgt dan 3 euro korting op je kaartje. 
Kom je ook? 
De feestcommissie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het feest is voor.............
A
alle leerlingen
B
alle docenten
C
staat niet in de tekst
D
de brugklasleerlingen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is het schoolfeest?
A
15 mei
B
28 mei
C
20 mei
D
staat niet in de tekst

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van wie is dit bericht?
A
de feestcommissie
B
de school
C
de brugklasleerlingen
D
de mentor

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar kun je de kaartjes kopen?
A
bij je mentor
B
in de kantine
C
bij het feest
D
bij de disco

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar gaat de tekst vooral over?
A
de kaartjes
B
de feestcommissie
C
het schoolfeest
D
de schooldisco

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit bericht is
A
een nieuwsbericht
B
reclame
C
een aankondiging
D
een email

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat helpen op het schoolfeest , hoeveel kost je kaartje?
A
5 euro
B
3 euro
C
2 euro
D
4 euro

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet je doen als je wilt helpen?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

de Lasagna
Foe Yong Hai

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nasi Goreng
Tapas

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sushi
de kaasfondue

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de haring  met uitjes
de Vlaamse frieten

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Okra
Syrië
Zuurkool met worst

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kebsa
Saoedi- Arabië
taco

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mantu

Borsjt

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het abonnement van de bieb is gratis.
4
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De mevrouw moet haar pinpas meenemen.
4
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel abonnementen zijn er?
5
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel euro kost het "plus" abonnement?
5
A
40 euro
B
30 euro
C
11 euro
D
het is gratis

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ze gaan naar het zwembad.
6
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er gaan 4 kinderen (3 jongens en 1 meisje) mee naar het zwembad.
6
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe laat gaan ze naar het zwembad?
6
A
om 1 uur
B
om 2 uur
C
om 3 uur
D
om 12 uur

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel kaartjes wil de man kopen?
7
A
5 kaartjes
B
3 kaartjes
C
2 kaartjes
D
8 kaartjes

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel moet de man in totaal betalen?
7
A
16 euro
B
20 euro
C
9,20 euro
D
16,20 euro

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor het kluisje heeft de man een muntje van 20 cent.
7
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Standaardzin


Ik ga naar school




  1. Ik =onderwerp (subject)
  2. ga=werkwoord
  3. naar school=rest

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zin met inversie

Morgen ga ik naar school



1. Morgen
2. ga=werkwoord
3. ik=onderwerp (subject)
4. naar school=rest

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdzin + hoofdzin

Ik houd van sport en ik fiets naar school.

en = nevenschikkend voegwoord (=conjunctie)
Ook: maar, want, of, dus
Let op: 
de twee zinnen houden dezelfde volgorde

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdzin + bijzin
Ik houd van sport omdat ik van bewegen houd.
omdat = onderschikkend voegwoord (ook: dat, als, wanneer, voordat, nadat enz)
houd= persoonsvorm: staat achteraan in de zin!
Ik houd van sport omdat ik vroeger veel heb gevoetbald.
gevoetbald = voltooid deelwoord: andere werkwoordsvormen staan aan het eind van de (bij)zin!

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijzin voorop: hoofdzin met inversie


Morgen wil ik naar school (hoofdzin met inversie)

Als ik naar school ga (=bijzin vooraan), wil ik een nieuwe tas (hoofdzin met inversie)

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1.tijd - 2.manier - 3.plaats


Ik ga morgen (=tijd) op de fiets (=manier) naar school (=plaats).

Ik ben blij omdat ik morgen op de fiets naar school kan.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordvolgorde: alle zinnen
https://zichtbaarnederlands.nl/nl/zinsbouw/zinsbouw
 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek eerst de persoonsvorm en zet in de goede volgorde. Begin bij de hoofdletter. Denk aan de inversieregel!  
 1. geweest - drie weken - Jan en Latifa - met vakantie - zijn - naar Spanje
2. Gisteren - ik - gekocht - heb - een Nederlands woordenboek.
3. bij de dokter - zijn - ik - Om elf uur - moet
4. wil - op bezoek - ik - Vanavond - bij mijn ouders - gaan
5. zal - Ik - de lege flessen - brengen - naar de melkboer
6. De trein naar Parijs - 20 minuten vertraging - heeft - gehad 
7. In dit restaurant - de koffie - lekker en goedkoop - is
8. je - Ben - geweest - in Amsterdam - wel eens

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ga je vanavond doen?
a. Ik ga om 6 uur in een restaurant eten.
b. Ik ga daarna naar de bioscoop.


Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie komen er vanavond op bezoek?
a. Piet zou komen.
b. Maria zou komen.
c. Piet komt alleen.
d. Ze hebben geen babysit.

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


a. Ik vind je wel leuk.
b. Ik ben niet verliefd op je.


Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertel eens over ...
Draai het wiel.
Vertel eens over ...
2
Start de timer.
1
timer
5:00

Slide 40 - Diapositive

Praat maar mee! Versie 'Deel met leerlingen'. - Lessuggesties:
Een starter, tussendoortje of afsluiter om deelnemers mee uit te dagen tot vrije productie.
Bij deze oefening kunnen diverse verwachtingen worden uitgesproken over het resultaat, bijvoorbeeld:
- Je vertelt met korte zinnen, in eenvoudige woorden, over het bij jouw naam gedraaide onderwerp.
- Je luistert en vat samen wat de ander heeft verteld.
- Je kunt W- & H-vragen van je gespreksmaatje beantwoorden.
- Je kunt aan de spreker informatie vragen met W- & H-vragen.
Etc...