woordvolgorde_2

Oefenen met woordvolgorde in samengestelde zinnen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Oefenen met woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Standaardzin


Ik ga naar school




  1. Ik =onderwerp (subject)
  2. ga=werkwoord
  3. naar school=rest

Slide 3 - Diapositive

Zin met inversie

Morgen ga ik naar school



1. Morgen
2. ga=werkwoord
3. ik=onderwerp (subject)
4. naar school=rest

Slide 4 - Diapositive

Hoofdzin + hoofdzin

Ik houd van sport en ik fiets naar school.

en = voegwoord (=conjunctie)
Ook: maar, want, of, dus
Let op: 
de twee zinnen houden dezelfde volgorde

Slide 5 - Diapositive

Hoofdzin + bijzin
Ik houd van sport omdat ik van bewegen houd.

omdatdat, als, hoewel, wanneer, voordat, nadat ... 
het werkwoord (hier houd: staat achteraan in de zin!

Ik houd van sport omdat ik vroeger veel heb gevoetbald.
alle werkwoorden staan aan het eind van de bijzin!

Slide 6 - Diapositive

Bijzin voorop: hoofdzin met inversie


Morgen wil ik naar school (hoofdzin met inversie)

Als ik naar school ga (=bijzin vooraan), wil ik een nieuwe tas (hoofdzin met inversie)

Slide 7 - Diapositive

1.tijd - 2.manier - 3.plaats


Ik ga morgen om 8 uur (=tijd) met de fiets (=manier) naar school (=plaats).

Ik ben blij omdat ik morgen om 8 uur met de fiets naar school kan gaan.

Slide 8 - Diapositive

Woordvolgorde: alle zinnen
https://zichtbaarnederlands.nl/nl/zinsbouw/zinsbouw
 

Slide 9 - Diapositive

Nu jij!

Slide 10 - Diapositive

Verbeter jullie eigen zinnen

Slide 11 - Diapositive

Zoek eerst de persoonsvorm en zet in de goede volgorde. Begin bij de hoofdletter. Denk aan de inversieregel!  
 1. geweest - drie weken - Jan en Latifa - met vakantie - zijn - naar Spanje
2. Gisteren - ik - gekocht - heb - een Nederlands woordenboek.
3. bij de dokter - zijn - ik - Om elf uur - moet
4. wil - op bezoek - ik - Vanavond - bij mijn ouders - gaan
5. zal - Ik - de lege flessen - brengen - naar de melkboer
6. De trein naar Parijs - 20 minuten vertraging - heeft - gehad 
7. In dit restaurant - de koffie - lekker en goedkoop - is
8. je - Ben - geweest - in Amsterdam - wel eens

Slide 12 - Diapositive

Verbind de zinnen a en b (en c en/of d). Kies zelf de voegwoorden.  
De eerste zin is een voorbeeld.
 
Waarom is hij niet op school? 
1a. Hij is ziek.
1b. Hij heeft geen zin.

Hij is ziek of hij heeft geen zin.

Slide 13 - Diapositive

Wat ga je vanavond doen?
a. Ik ga om 6 uur in een restaurant eten.
b. Ik ga daarna naar de bioscoop.


Slide 14 - Question ouverte

Wie komen er vanavond op bezoek?
a. Piet zou komen.
b. Maria zou komen.
c. Piet komt alleen.
d. Ze hebben geen babysit.

Slide 15 - Question ouverte


a. Ik vind je wel leuk.
b. Ik ben niet verliefd op je.


Slide 16 - Question ouverte


a. De klas gaat zelfstandig werken.
b. Ik kijk de toetsen na.


Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Lien

Schrijfopdracht

- Schrijf een tekst van 300 woorden
 - Onderwerp: Een dag die jij nooit zal vergeten
- Let op: 
werkwoordsvormen
woordvolgorde

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive