wk 13: les 1+2 (grammatica les 10+11)

Dinsdag 29 maart - V1a (30-minutenrooster)
Tweede uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: herhaling - het lijdend voorwerp
  • Aan de slag!

Derde uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: woordsoorten
  • Aan de slag!






timer
10:00
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Dinsdag 29 maart - V1a (30-minutenrooster)
Tweede uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: herhaling - het lijdend voorwerp
  • Aan de slag!

Derde uur
  • 10 minuten lezen
  • Grammatica: woordsoorten
  • Aan de slag!






timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Vorige lessen heb je...
...geleerd hoe je de pv, het wwg, ond, lv en mv kunt vinden.
...geleerd hoe je zelf zinnen kunt maken met deze zinsdelen.

Slide 2 - Diapositive

Deze les ga je...
...pv, wwg, ond, lv en mv herhalen.
...de woordsoorten herhalen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Op jullie verzoek: het lijdend voorwerp
Vraag die je stelt: wie/wat + wwg + ond?

/De leerlingen /maken /een toets./

Pv = maken
Verdeel in zinsdelen
Wwg = maken
Ond = de leerlingen
Lv = een toets

Slide 5 - Diapositive

Op jullie verzoek: het lijdend voorwerp
Vraag die je stelt: wie/wat + wwg + ond?

De leerlingen / maken / een toets.

Pv = maken
Verdeel in zinsdelen
Wwg = maken
Ond = de leerlingen
Lv = een toets

Slide 6 - Diapositive

Op jullie verzoek: het lijdend voorwerp
1. /In de bossen /vonden /we /veel zwerfafval./
2. /Gideon /leert /de Franse woordjes /goed.
3. /Vorige week /had /v1a /online les./
4. /In de supermarkt /kun/ je /al een paar weken /paaseitjes /kopen.
5. /Heb/ je /al je spullen /voor het survivalweekend /ingepakt?/

Slide 7 - Diapositive

Aan de slag!

Slide 8 - Diapositive

Weet je het nog?
Herhaling woordsoorten
Maak de vragen op de volgende slides.

Slide 9 - Diapositive

Noem de drie lidwoorden.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer zoveel mogelijk voorzetsels.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 12 - Question ouverte

Geef drie voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 14 - Question ouverte

Geef drie voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 15 - Question ouverte

Benoem de woordsoorten
1. Hij kijkt naar ONS.
2. Dat is ONS huis.
A
1 = bezittelijk 2 = bezittelijk
B
1 = persoonlijk 2 = bezittelijk
C
1 = bezittelijk 2 = persoonlijk
D
1 = persoonlijk 2 = persoonlijk

Slide 16 - Quiz

Benoem de woordsoorten
1. Is die laptop van JOU?
2. Is dat JOUW laptop?
A
1 = bezittelijk 2 = bezittelijk
B
1 = persoonlijk 2 = bezittelijk
C
1 = bezittelijk 2 = persoonlijk
D
1 = persoonlijk 2 = persoonlijk

Slide 17 - Quiz

Benoem de woordsoorten
1. Wat vind je van HAAR haar?
2. Wat vind je van haar HAAR?
A
1 = bezittelijk 2 = bezittelijk
B
1 = zelfstandig 2 = bezittelijk
C
1 = bezittelijk 2 = zelfstandig
D
1 = zelfstandig 2 = zelfstandig

Slide 18 - Quiz

Benoem de woordsoorten
1. Is dat UW koffertje?
2. U bent het nooit met mij eens.
A
1 = bezittelijk 2 = bezittelijk
B
1 = persoonlijk 2 = bezittelijk
C
1 = bezittelijk 2 = persoonlijk
D
1 = persoonlijk 2 = persoonlijk

Slide 19 - Quiz

Benoem de woordsoorten
1. HET regent.
2. HET boekt wordt nat.
A
1 = persoonlijk 2 = lidwoord
B
1 = lidwoord 2 = lidwoord
C
1 = lidwoord 2 = persoonlijk
D
1 = persoonlijk 2 = persoonlijk

Slide 20 - Quiz

Benoem de woordsoorten
1. Vinden JULLIE die serie ook spannend?
2. JULLIE huis is erg mooi ingericht.
A
1 = persoonlijk 2 = persoonlijk
B
1 = bezittelijk 2 = bezittelijk
C
1 = bezittelijk 2 = persoonlijk
D
1 = persoonlijk 2 = bezittelijk

Slide 21 - Quiz

Woordsoorten

Slide 22 - Diapositive

Oefenen met woordsoorten
Beluister het liedje. Na het liedje volgen een aantal vragen over woorden uit het liedje.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Snelle - Smoorverliefd
Want hij wilde haar wel brengen, ruim anderhalf uur
Door regen en door wind, maar liefst één hand aan het stuur
Met nog een hand op haar dijen, want zo ver mocht ie al gaan
En d'r is hier niet eens wifi, maar elk bericht komt aan

Noteer alle werkwoorden op de volgende slide.


Slide 25 - Diapositive

Noteer alle werkwoorden:

Want hij wilde haar wel brengen, ruim anderhalf uur
Door regen en door wind, maar liefst één hand aan het stuur
Met nog een hand op haar dijen, want zo ver mocht ie al gaan
En d'r is hier niet eens wifi, maar elk bericht komt aan

Slide 26 - Question ouverte

Snelle - Smoorverliefd
Want hij was smoorverliefd op haar
En had nog nooit zoiets gedaan
Want hij zou terug zijn met een uurtje
Moeders fiets mee uit het schuurtje
Hij was smoorverliefd op haar

Noteer alle persoonlijke voornaamwoorden op de volgende slide.


Slide 27 - Diapositive

Noteer alle persoonlijke voornaamwoorden:
Want hij was smoorverliefd op haar
En had nog nooit zoiets gedaan
Want hij zou terug zijn met een uurtje
Moeder's fiets mee uit het schuurtje
Hij was smoorverliefd op haar

Slide 28 - Question ouverte

Snelle - Smoorverliefd
Tweede klas, havo-vwo
Op m'n tenen door het huis naar de kamer
Midden in de nacht want misschien werd het m'n dood
En onze allergrootste angst was de vader
Handjes boven de lakens, konden nachtenlang praten
Voor het eerst liet een meisje mij volledig in m'n waarde, echt
Het kon niet naïever en het kon niet puberaler

Noteer alle voorzetsels op de volgende slide.


Slide 29 - Diapositive

Noteer alle voorzetsels :
Tweede klas, havo-vwo, op m'n tenen door het huis naar de kamer
Midden in de nacht want misschien werd het m'n dood, en onze allergrootste angst was de vader
Handjes boven de lakens, konden nachtenlang praten
Voor het eerst liet een meisje mij volledig in m'n waarde, echt
Het kon niet naïever en het kon niet puberaler

Slide 30 - Question ouverte

Snelle - Smoorverliefd
Ik zie hem fietsen over straat
Het voelt als teruggaan in de tijd
Want ik was toen op haar
En zij was toen op mij, oh

Noteer alle persoonlijke voornaamwoorden op de volgende slide.


Slide 31 - Diapositive

Noteer alle persoonlijke voornaamwoorden :

Ik zie hem fietsen over straat
Het voelt als teruggaan in de tijd
Want ik was toen op haar
En zij was toen op mij, oh

Slide 32 - Question ouverte

Dit vind ik nog moeilijk aan de les van vandaag:

Slide 33 - Question ouverte

Einde van deze les
Hoe ging het? 

Slide 34 - Diapositive