Dag 9

Nieuwe woorden thema 14
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nieuwe woorden thema 14

Slide 1 - Diapositive

weg
  • naar een andere plek 
  • het is niet meer hier
  • zin: O nee! Mijn geld is weg!
  • zin: De man is alleen. Zijn vrouw is weg.
49

Slide 2 - Diapositive

winnen
  • de beste zijn in een wedstrijd
  • tegenstelling:
    winnen > < verliezen
  • werkwoord
ik win - wij winnen
  • zin: Real Madrid wint de wedstrijd.
50

Slide 3 - Diapositive

zelfs
  • ook, maar misschien denk je het niet
  • zin: Ik houd van de zon. Zelfs als het 40 graden is.
  • zin: Ik doe alles voor mijn familie. Zelfs als het moeilijk is.
51

Slide 4 - Diapositive

de zee
  • zout water
  • heel veel water met golven
  • de zee - de zeeën
  • zin: Ik zwem graag in de zee.
  • zin: In de zee zwemmen vissen.

52

Slide 5 - Diapositive

zien
  • met je ogen 
  • kijken
  • werkwoord
  • ik zie - wij zien
  • verleden tijd: ik zag - wij zagen
  • zin: Ik zie een meisje op straat.
  • zin: Zie je die man daar?
53

Slide 6 - Diapositive

zoeken
  • goed kijken waar iets is
  • je bent iets kwijt 
  • je wilt iets weten of hebben
  • werkwoord: ik zoek - wij zoeken
  • verleden tijd: ik zocht - wij zochten
  • zin: Waar zijn mijn sleutels?!? Ik zoek in mijn tas.
zin: De hond zoekt de bal. 
54

Slide 7 - Diapositive

Thema 14 - verwerkingsvragen

Slide 8 - Diapositive

Ik ga weg =
49
A
Ik ga naar een andere plaats.
B
Ik ga over een andere plaats
C
Ik ga naar een mooie plaats
D
Ik ga over een mooie plaats

Slide 9 - Quiz

Ik ben de beste. Ik.... altijd.
50
A
winnen
B
win
C
winn
D
wint

Slide 10 - Quiz

De beste zijn in een wedstrijd=
50
A
vinden
B
turnen
C
zoeken
D
winnen

Slide 11 - Quiz

werkwoord: winnen
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........
50

Slide 12 - Question ouverte

Ik moet naar school, ....... als ik moe ben.
51
A
zelfs
B
ook
C
niet
D
want

Slide 13 - Quiz

Werkwoord: zien
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........
52

Slide 14 - Question ouverte

Ik ....... met mijn ogen.
52
A
zien
B
hoor
C
hor
D
zie

Slide 15 - Quiz

Moeite doen om te ontdekken waar het is =
53
A
vinden
B
turnen
C
zoeken
D
winnen

Slide 16 - Quiz

Maak een 1-2-3 zin met het werkwoord:
zoeken
timer
1:30
53

Slide 17 - Question ouverte

De kinderen ..............de zee.
53
A
zoek
B
zoeken
C
zoekken
D
zoeke

Slide 18 - Quiz

Wat is de naam van de zee tussen
Noorwegen, Groot-Brittanië, Frankrijk,
België, Nederland, Duitsland
en Denemarken?

Slide 19 - Question ouverte