SKL ALLE theorie blok 1 en blok 2 (is ook per les gebruikt)

theorie SKL blok 1 en 2
Binnenkort krijg je een PW spreken, kijken en luisteren 
van blok 1 en blok 2.

In deze LessonUp krijg je uitleg van de theorie.
Maak aantekeningen! 

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

theorie SKL blok 1 en 2
Binnenkort krijg je een PW spreken, kijken en luisteren 
van blok 1 en blok 2.

In deze LessonUp krijg je uitleg van de theorie.
Maak aantekeningen! 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les: 
- weet je welke theorie belangrijk is voor het onderdeel 'spreken, kijken en luisteren' van blok 1 en 2. 
Deze theorie moet je toe kunnen passen tijdens de toets. 

Slide 2 - Diapositive

 manieren van spreken
Er zijn 3 verschillende manier van spreken. 
Je moet ze alle drie kunnen herkennen in een fragment. 

Slide 3 - Diapositive

1. monoloog
Bij een monoloog is maar één persoon aan het woord. 
Een monoloog is dus een soort toespraak. 

Slide 4 - Diapositive

2. de dialoog


Een dialoog is een gesprek tussen 2 personen. 

In een dialoog is een wisselwerking: mensen luisteren naar elkaar en reageren op wat anderen zeggen. 

Slide 5 - Diapositive

3. een groepsgesprek


Een groepsgesprek is een gesprek tussen 3 of meer personen. 

In een groepsgesprek is er een wisselwerking: mensen luisteren naar elkaar en reageren op wat anderen zeggen. 

Slide 6 - Diapositive

tekstdoelen en tekstsoorten
Zoals je verschillende soorten teksten kunt lezen, zo kun je ook luisteren naar verschillende teksten. 
Teksten op radio en tv hebben dezelfde tekstsoorten en tekstdoelen als bij het lezen. 

Slide 7 - Diapositive

tekstdoel
uitleg
soort 
vorm
informeren
Je komt iets nieuws te weten, je krijgt alleen informatie; géén uitleg. 
informerende teksten
nieuwsbericht op radio of tv
uitleg geven
Je krijgt uitleg over hoe iets in elkaar zit, werkt of gebruikt moet worden. 
uiteenzettende teksten
uitleg door een helpdeskmedewerker, recept in een kookprogramma. 
overtuigen
Je wordt er met argumenten van overtuigd dat iemands mening de juiste is
betogende teksten
toespraak, discussie
overhalen
Je wordt met activerende woorden aangespoord iets te kopen of te doen
aansporende of activerende teksten. 
reclame, actie voor een goed doel.
amuseren
Je wordt vermaakt
amuserende teksten
film, tv-serie, cabaretvoorstelling, verhaal, toneelstuk

Slide 8 - Diapositive

Publiek
Met een gesproken tekst wil je een bepaald publiek bereiken. 
Dit publiek noem je de doelgroep. 
'Spanga's' is speciaal voor kinderen, 'Blik op de weg' voor volwassenen en 'Zappsport' voor sportieve jongeren. 

Slide 9 - Diapositive

Weergave wat iemand zegt. 
Er zijn twee manieren om weer te geven wat iemand zegt. 

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Slide 10 - Diapositive

Directe rede
In de directe rede neem je letterlijk over wat iemand zegt. Je gebruikt de directe rede om een tekst levendiger te maken. 

Voorbeelden:
Dave zei tegen zijn vrienden: 'Ik ben verliefd!' 
'Wat heb je nu weer uitgespookt?' 'Niets', zei Marco. 

Slide 11 - Diapositive

indirecte rede
In de indirecte rede neem je NIET letterlijk over wat iemand zegt. 

Voorbeelden:
Dave zei tegen zijn vrienden dat hij verliefd was. 
Iemand vroeg Marco wat hij nu weer uitgespookt had. Marco zei dat hij niets had uitgespookt. 

Slide 12 - Diapositive

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je redelijke taal gebruikt.

Slide 13 - Quiz

Je gebruikt aanhalingstekens zowel bij de directe rede als bij de indirecte rede.
A
Dat is juist.
B
Dat is onjuist.

Slide 14 - Quiz

Directe of indirecte rede?
Jan vertelde gisteren dat hij naar de tandarts moest.
A
directe rede
B
Indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?
Joep zei dat hij moe was.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quiz


Wat is hier de directe reden?
A
Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
B
Hij zei dat het niet gebeurt.
C
De man zegt van niet.
D
Iedereen zegt dat ze het willen.

Slide 17 - Quiz

Directe of indirecte rede:

Mijn moeder zei: "Ik ben zo trots op jou!"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 18 - Quiz

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 19 - Quiz

Luistermanieren
Er zijn 3 luistermanieren. 

globaal
precies
selectief

In de volgende slide een overzicht:

Slide 20 - Diapositive

luistermanier
uitleg
voorbeeld
globaal
in grote lijnen een spreker volgen, het onderwerp bepalen. 
Je wilt weten waar een documentaire over gaat. Je let alleen op belangrijke zaken. 
precies
nauwkeurig luisteren, aantekeningen maken zodat je een tekst kan samenvatten
Je luistert nauwkeurig naar het navigatiesysteem dat vertelt hoe je moet fietsen, welke weg je moet inslaan. 
selectief
gericht luisteren naar uitspraken of bewegingen, je hebt maar een beetje info nodig. 
Je docent maakt de cijfers bekend van de laatste toets en je luistert alleen naar jou naam en jouw cijfer. 

Slide 21 - Diapositive

Instructie
Je moet wel eens iets uitleggen aan anderen. 
Bijvoorbeeld een gymles geven, of iemand de weg uitleggen. 
Bij het geven van een instructie moet je activiteiten en / of handelingen opsplitsen in verschillende stappen. Als je een stapje vertelt of de volgorde klopt niet dan kan de luisteraar jouw instructie niet uitvoeren. 

Slide 22 - Diapositive

Instructie
- een instructie moet volledig zijn. Als je één stap overlaat, klopt het niet meer. 
- Gebruik werkwoorden in de gebiedende wijs. 
-Geef signaalwoorden om de volgorde duidelijk te maken (eerst, vervolgens, dan, daarna, tenslotte, als laatste)
- Zorg dat je begrijpelijke taal gebruikt
- Wees volledig. 

Slide 23 - Diapositive