Herhaling woordsoorten 2vwo

10 min lezen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

10 min lezen

Slide 1 - Diapositive

Planning van vandaag

- Herhaling woordsoorten
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Herhaling woordsoorten
Ken jij deze woordsoorten: kww, zww, hww, wed.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, verschillende telwoorden, os.vgw, ns.vgw, betr.vnw (m.i.a.)?

Slide 3 - Diapositive

Ik scoor een 10 op deze herhalingsquiz!

Slide 4 - Sondage

Welk woord is een nevenschikkend voegwoord?
A
Zodat
B
Voegwoord
C
Toen
D
Maar

Slide 5 - Quiz

Is 'vijfde' een bepaald of onbepaald rangtelwoord?
A
Bepaald
B
Onbepaald

Slide 6 - Quiz

Wat is 'had' in de volgende zin:
Hoewel Noa de trein had gehaald, leek zij niet op tijd thuis te komen.
A
kww
B
zww
C
hww

Slide 7 - Quiz

Wat is het aanw.vnw in de zin:
'Gert-Jan, leg dat cadeautje nu eens onder de kerstboom!'
A
Gert-Jan
B
dat
C
cadeautje
D
onder

Slide 8 - Quiz

Welk woord is een vragend voornaamwoord?
A
Wanneer
B
Hoe
C
Welke
D
Waarom

Slide 9 - Quiz

Wat is een onbepaald voornaamwoord?
A
deze
B
wat voor een
C
zich
D
men

Slide 10 - Quiz

Wat is het betr.vnw in deze zin:
Met de jongen die daar op het bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.
A
met
B
daar
C
op
D
die

Slide 11 - Quiz

Welk wederkerig voornaamwoord staat in de zin:
Zij helpen elkaar met het opruimen van hun spullen.
A
Zij
B
elkaar
C
het
D
hun

Slide 12 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
A
Mijn
B
uit
C
is
D
Jerry

Slide 13 - Quiz

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
het
B
dat
C
gelukt
D
in

Slide 14 - Quiz

Wat is het wederkerend voornaamwoord in de volgende zin:
Het is onze schuld dat wij ons hebben vergist.
A
onze
B
wij
C
ons
D
dat

Slide 15 - Quiz

Wat is het onbep.vnw in deze zin:
Het voorzetsel is iets dat ik niet begrijp.
A
voorzetsel
B
iets
C
dat
D
niet

Slide 16 - Quiz

Welk woord is een koppelwerkwoord?
A
Maken
B
Schijnen
C
Kijken
D
Reizen

Slide 17 - Quiz

Welk woord is een onbepaald rangtelwoord?
A
weinige
B
zesde
C
miljoen
D
laatste

Slide 18 - Quiz

Wat is het os.vgw in deze zin:
Nadat de trein was vertrokken, zag Elise dat ze haar tas in de trein had laten liggen.
A
Nadat
B
zag
C
tas
D
had laten liggen

Slide 19 - Quiz

Welk wederkerend voornaamwoord staat in de volgende zin:
Jullie hebben je voorgenomen een goed cijfer te halen.
A
Jullie
B
hebben
C
je
D
een goed cijfer

Slide 20 - Quiz

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
A
Wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 21 - Quiz

Wat is het betr.vnw in deze zin:
Wie een hond wil slaan, vindt altijd wel die stok.
A
Wie
B
slaan
C
altijd
D
die

Slide 22 - Quiz

Welk vgw staat in de volgende zin:
Ben jij aan het gamen, terwijl je eigenlijk moet opletten?
A
aan
B
terwijl
C
eigenlijk
D
moet

Slide 23 - Quiz

Welk woord is een onbepaald hoofdtelwoord?
A
twaalf
B
enkele
C
middelste
D
vijftien

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
Je mag kiezen hoe je de rest van je tijd besteedt:
1. Online maken §16 WS mixopdrachten
2. Online oefenen specifiek onderdeel. Ga hiervoor naar de paragraaf en klik niet op Start, maar rechts op Trainen.
3. Oefenen met opdrachten in je boek.

Heb je nog vragen over woordsoorten, stel ze nu!

Slide 25 - Diapositive