Blok 4 Recreatie en toerisme

Thema 3 Grieken en Romeinen
Blok 4 Recreatie en toerisme
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 Grieken en Romeinen
Blok 4 Recreatie en toerisme

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 1
-uitleggen waarom mensen nu meer vrije tijd hebben dan vroeger.
-uitleggen waarom mensen meer geld besteden aan recreatie en toerisme dan vroeger.
-uitleggen wat het verschil is tussen recreatie en toerisme.
-voorbeelden van verschillende soorten accommodaties en attracties noemen.
-vertellen welke toeristen gebruikmaken van welke accommodaties 
en attracties
-toerisme in Nederland

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions



Heerlijk, een middag vrij! Wat ga je doen?
-De meeste Nederlanders hebben veel vrije tijd. Soms een uurtje, soms een dag en in vakanties zijn ze nog langer vrij.
-Wat doen mensen in die vrije tijd? 
- Waar doen ze dat? 
Daarover gaat het in 
dit blok.
Vrije Tijd

Slide 4 - Diapositive

Vrije tijd is de tijd die mensen overhouden naast de dingen die ze elke dag moeten doen, zoals naar school gaan, werken, het huishouden en de zorg voor anderen.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer heb jij vrije tijd?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doe jij graag in je vrije tijd?

Slide 7 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vrije Tijd
- 100 jaar geleden 50 uur werken per week
-Nu 28 uur per week gemiddeld.
-Veel werk is overgenomen
-Werkende= recht op 4 weken vakantie
-Student/leerling= 12 weken vakantie
-Meer vrije tijd door apparaten in het huishouden

Slide 8 - Diapositive

Vrije tijd

Honderd jaar geleden werkten de meeste mensen ongeveer 50 uur per week. 
Tegenwoordig werken Nederlanders gemiddeld 28 uur per week.
Dat is minder dan vroeger, omdat veel werk is overgenomen door machines en computers.
Iemand die werkt, heeft volgens de wet recht op minimaal 4 weken vakantie per jaar.
Als je nog op school zit, heb je zelfs 12 weken vakantie per jaar.
Mensen hebben ook meer vrije tijd gekregen, omdat apparaten het huishouden makkelijker hebben gemaakt.
In hun vrije tijd doen mensen aan recreatie.
Recreatie is alles wat je voor je plezier doet om je te ontspannen. Omdat mensen meer geld hebben dan vroeger, geven ze ook meer geld uit aan recreatie. Een kaartje voor een subtropisch zwemparadijs is duurder dan een middagje zwemmen in een plas.
Toerisme is ook een vorm van recreatie. Toerisme is het reizen naar een plaats buiten je eigen omgeving.
Omdat mensen meer vrije tijd hebben, reizen ze vaker en verder.
Meestal blijven mensen daar dan ook overnachten.

Vrije tijd
Niet vrije tijd

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is er de afgelopen 100 jaar veranderd?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is meer/ minder welvaart, dus mensen hebben
meer/ minder geld te besteden.
A
meer meer
B
minder minder
C
meer minder
D
minder meer

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mensen hebben meer/ minder vrije tijd.
A
meer
B
minder

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn meer/ minder vervoersmogelijkheden.
A
meer
B
minder

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is een groter/ kleiner aanbod van activiteiten voor je vrije tijd.
A
groter
B
kleiner

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Leg uit: Deze foto kan gaan over recreatie, maar ook over toerisme

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

We lezen samen !



In één klap miljonair:
Nederlander wordt tweede op WK Fortnite         
                      Bladzijde 68 in leerwerkboek 3

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 2
-vakanties in het buitenland
-voorbeelden noemen van soorten vakanties.
-voordelen noemen van toerisme.
-nadelen noemen van massatoerisme.


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toerisme in Nederland
-Op vakantie in eigen land
-Korte of langere tijd
-Verschillende accommodaties: campings, hotels en bungalowparken
-Rust op vakantie: het bos, de kust of naar attracties.
Accomodatie
Een voorziening waar je kunt overnachten als je op vakantie bent, bijvoorbeeld een camping of een hotel. We logeerden in een prachtige accommodatie

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

overnachtingen in een hotel door toeristen in Nederland in 2017 (totaal 45 miljoen)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  Huiswerk bij deze les:
M: Thema Grieken en Romeinen
Blok 4 Recreatie en toerisme
leerwerkboek blz. 62 t/m 71
m. online opdr. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 10
Inleveren PO kwartet
dinsdag 9 januari

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 2
-vakanties in het buitenland
-voorbeelden noemen van soorten vakanties.
-voordelen noemen van toerisme.
-nadelen noemen van massatoerisme.


Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We lezen samen !



Op vakantie naar het buitenland           
                      Bladzijde 71 in leerwerkboek 3

Slide 23 - Diapositive

Op vakantie naar het buitenland
Nederlanders gaan ook in het buitenland op vakantie. Ze zoeken daar vooral wat ze thuis niet hebben. In de zomer trekken veel Nederlanders naar de warme stranden rond de Middellandse Zee. Anderen gaan naar de bergen. In de winter zoeken mensen de sneeuw op om te skiën, of juist de warmte en mooie stranden in verre landen. Zulke vakanties van meer dan vier overnachtingen heten lange vakanties.
Steeds vaker nemen Nederlanders ook korte vakanties. Ze gaan voor een paar dagen naar een leuke stad of naar de Ardennen. Of ze bezoeken een concert of een sportwedstrijd in het buitenland en plakken er een dagje aan vast.

korte vakantie
lange vakantie
passieve vakantie
actieve vakantie
cultuurvakantie
Lang weekend skiën met je klas
Twee weken kanoën in Zweden
Een bezoek aan een voetbalwedstrijd van Bayern München tegen Barcelona

Slide 24 - Question de remorquage

Behalve in kort en lang kun je vakanties ook indelen in passief, actief en cultuur. Bij een passieve vakantie gaan mensen vooral op reis om te luieren en uit te rusten. Passief betekent: zonder iets te doen. Bij een actieve vakantie willen mensen juist dingen doen: ze gaan wandelen of fietsen. Bij cultuurvakanties bezoeken mensen steden, monumenten en musea.
Door de groei van het toerisme zijn er steeds meer banen in het toerisme. Wereldwijd groeit het aantal toeristen met bijna 5% per jaar. Dat betekent dat er over vijftien jaar twee keer zo veel hotels, restaurants en vliegvelden nodig zijn. Als er veel toeristen in een gebied zijn, heet dat massatoerisme.

de negen populairste vakantiebestemmingen
van Nederlanders (2016)

Slide 25 - Diapositive

Op vakantie naar het buitenland
Nederlanders gaan ook in het buitenland op vakantie. Ze zoeken daar vooral wat ze thuis niet hebben. In de zomer trekken veel Nederlanders naar de warme stranden rond de Middellandse Zee. Anderen gaan naar de bergen. In de winter zoeken mensen de sneeuw op om te skiën, of juist de warmte en mooie stranden in verre landen. Zulke vakanties van meer dan vier overnachtingen heten lange vakanties.
Steeds vaker nemen Nederlanders ook korte vakanties. Ze gaan voor een paar dagen naar een leuke stad of naar de Ardennen. Of ze bezoeken een concert of een sportwedstrijd in het buitenland en plakken er een dagje aan vast.
Behalve in kort en lang kun je vakanties ook indelen in passief, actief en cultuur. Bij een passieve vakantie gaan mensen vooral op reis om te luieren en uit te rusten. Passief betekent: zonder iets te doen. Bij een actieve vakantie willen mensen juist dingen doen: ze gaan wandelen of fietsen. Bij cultuurvakanties bezoeken mensen steden, monumenten en musea.
Door de groei van het toerisme zijn er steeds meer banen in het toerisme. Wereldwijd groeit het aantal toeristen met bijna 5% per jaar. Dat betekent dat er over vijftien jaar twee keer zo veel hotels, restaurants en vliegvelden nodig zijn. Als er veel toeristen in een gebied zijn, heet dat massatoerisme.

De meeste Nederlanders gaan in de winter/ zomer naar Oostenrijk.
A
winter
B
zomer

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de winter gaan de meeste Nederlanders naar Frankrijk/ Spanje op vakantie.
A
Frankrijk
B
Spanje

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederlanders gaan in de winter naar Oostenrijk voor de sneeuw/ warmte.
A
sneeuw
B
warmte

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederlanders gaan in de winter naar Spanje voor de sneeuw/ warmte
A
sneeuw
B
warmte

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nadelen van toerisme
Wintersport:
sneeuwkanonnen - verkeer

Toeristensteden:
hoeveelheid mensen - voorzieningen


Slide 30 - Diapositive

Nadelen van toerisme
Nederlanders gaan ook in de winter op vakantie. Veel wintersporten zijn niet goed voor het milieu. Om een mooie laag sneeuw op de skipiste te krijgen, worden sneeuwkanonnen gebruikt. Maar die sneeuwkanonnen gebruiken veel water en energie. Daarnaast zorgt het gewicht van de geplette sneeuw op een skipiste voor schade aan de ondergrond. Pas in de zomer kun je dat zien: rond de skiliften zijn geen groene alpenweides, maar kale rotsen.
Ook het verkeer naar de skigebieden zorgt voor milieuproblemen. Pistes, wegen en parkeerplaatsen tasten het landschap aan en het verkeer draagt bij aan de opwarming van de aarde. Daardoor zijn er nog meer sneeuwkanonnen nodig.

Slide 31 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

  Huiswerk bij dit blok
M: Thema Grieken en Romeinen 
Blok 4 Recreatie en toerisme
leerwerkboek blz. 62 t/m 87
m. online opdr. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19 +                                                                                                                                     eindsprint

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions