wk 20: les 1 - Leesvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Dinsdag 16 mei - 2AT1

• 10 minuten stillezen
• Terugblik Leesvaardigheid
• Tekst 'Zie je beter in het donker als je veel wortels eet?'
• Aan de slag!

Periode 4

Toetsweektoets (start 14 juni)

Toetsstof: H17, 18, 19, 32, 33, 34

Herhaling: H2, 3, 4

Leesvaardigheidstoets

Leesvaardigheid: 2, 3, 4, 17, 18, 19, 32, 33, 34

www.quest.nl

'Zie je beter in het donker als je veel wortels eet?'

Deze tekst staat ook op Classroom.

Wat is het tekstdoel?

1. beschouwen
2. overtuigen
3. informeren
4. amuseren

Wat is het onderwerp?

Let op: het onderwerp noteer je in een of enkele woorden.

Noteer een hoofdzaak uit alinea 4.

Noteer een bijzaak uit alinea 4.

Bevat deze tekst vooral feiten of meningen?

1. feiten
2. meningen

Citeer een zin die een feit bevat.

'Je at die worteltjes als kind dus niet voor niets.' (alinea 3)

Welke signaalwoord zie je hier?

'Je at die worteltjes als kind dus niet voor niets.' (alinea 3)

Bij welk verband hoort dit signaalwoord?

1. dus=redengevend
2. dus=tegenstelling
3. dus=conclusie
4. duso=voorbeeld

'Je vindt het in dierlijke producten, zoals zuivelproducten, vis en eierdooiers.' (alinea 4)

Welk signaalwoord zie je hier?

Bij welk verband hoort het signaalwoord uit de vorige vraag?

1. voorbeeld
2. opsomming
3. samenvatting
4. tegenstelling

'Margarine is ook een optie, want daar is vitamine A aan toegevoegd. ' (alinea 4)

Welke signaalwoorden zie je hier?

Bij welk verband horen de signaalwoorden uit de vorige vraag?
(twee antwoorden zijn goed)

1. ook=opsomming
2. ook=tegenstelling
3. want=reden
4. want=conclusie

'Maar de absolute vitamine A-bom is lever!' (alinea 4)

Welk signaalwoord zie je hier?

Bij welk verband hoort het signaalwoord uit de vorige vraag?

1. reden
2. opsomming
3. middel-doel
4. tegenstelling

Wat is de functie van alinea 4?

1. afweging
2. gevolg
3. voorbeeld
4. anekdote

Noteer de hoofdzaak van alinea 5.

Waar verwijst het woord ‘ze’ (alinea 5, regel 4) naar?

Welke 'synoniemen' voor 'wortels' worden genoemd in de tekst?

Bevat deze tekst een slot?

1. Ja
2. Nee

Bevat deze tekst een slot? Leg je antwoord uit.

Vat de tekst samen. Gebruik maximaal 150 woorden.

Formuleer nu zelf een hoofdgedachte

(een samenvatting van de tekst in één zin)

Bedenk zelf een vraag + antwoord bij deze tekst. Het moet een vraag zijn die je op een toets zou kunnen krijgen.

(Dus niet: 'Wat is de titel?' of 'Met welk woord begint alinea 2?')

Klaar?

Leer de moeilijke woorden in Drillster van H32, 33 en 34.