Herhaling molrekenen

Herhaling molrekenen
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling molrekenen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling Hoofdstuk 3: molrekenen 
Wat was de mol ook alweer?
Molreken schema per blok bekijken
Rekenen met reactievergelijkingen 
Goed naar eenheden kijken 

Slide 2 - Diapositive

Een mol
Is ook een getal/aantal

Dozijn = 12
mol = 6,022 * 1023

Slide 3 - Diapositive

Een mol
mol = 6,022 * 1023

1 mol eieren = 6,022* 1023 eieren

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

1 mol water = 6,022*1023 water moleculen

Slide 6 - Diapositive

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

Ook wel het getal van Avogadro 


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Molaire volume
- Volume bij gassen werkt iets anders dan volume bij vloeistoffen

Bij vloeistof gebruik je dichtheid 

Bij gassen gebruik je molaire volume 

Slide 9 - Diapositive

Gassen
Wat bleek nou na een aantal berekeningen: het volume van ELK soort gas is vrijwel altijd gelijk bij een constante temperatuur 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Gassen
Wat bleek nou na een aantal berekeningen: het volume van ELK soort gas is vrijwel altijd gelijk bij een constante temperatuur 

De afstand tussen de moleculen is zo groot dan ongeacht het soort gas het totale volume van 1 mol ongeveer even groot is

Slide 12 - Diapositive

Molair volume 
Daaruit ontstond het molaire volume (Vm)

1 mol gas is gelijk aan 22,4 dm3 (liter)
BELANGRIJK bij 273 K en normale druk p = p0
Vm = 22,4 dm3/mol
Bij kamertemperatuur 298 K = 24,5 dm3/mol

Slide 13 - Diapositive

Staat ook in BiNaS tabel 7 alleen dan staat het in m3 ipv dm3

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Concentratie/molariteit 
- Geef aan hoeveel er van een stof in een bepaald volume aanwezig is
- Eenheid is mol/L (mol per liter) 




Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Notatie 
De eenheid is mol/L
wordt vaak aangegeven met M (grote M = molair)
dus M = mol/L

concentratie wordt ook aangegeven met [ ] (vierkante haken) rondom de stof
[HCOOH] = 0,26 mol/L OF 0,26 M

Slide 18 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Wet van massabehoud 
4 moleculen ammoniak reageren met 7 moleculen zuurstof tot 4 moleculen stikstofdioxide en 6 moleculen water
Of te wel: 4 mol ammoniak reageert met 7 mol zuurstof tot etc.etc.

Slide 19 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Ik kan dus berekenen hoeveel mol ik van een stof heb als ik het volume/massa weet en dus voorspellen met een berekeningen hoeveel product er ontstaat
Hier bij heb je de molverhouding nodig 
4 : 7 --> 4 : 6 

Slide 20 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt

Slide 21 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol

Slide 22 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 

Slide 23 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 


Slide 24 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat

Slide 25 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat
0,35 * 46,01 = 16,1 gram --> 16 gram 

Slide 26 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

Je kan niet zeggen 6 gram ammoniak 
4 :4 
dus  6 gram stikstofdioxide
Want de molaire massa's zijn niet hetzelfde 

Slide 27 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

4: 7 --> 4 : 6 
Heet ook wel de MOLverhouding, dus je kunt alleen maar de mol gebruiken

Slide 28 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 


Slide 29 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 / 17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 

Slide 30 - Diapositive

kloppende reactievergelijkingen
2.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 
3. Bereken hoeveel gram waterer ontstaat
0,53 * 18,02 = 9,52 gram-->  9,5 gram

Slide 31 - Diapositive

Hoeveel deeltjes bevat 5,0 gram butaan?
A
5,0
B
58,12
C
8,6 * 10^21
D
1,43 * 10^21

Slide 32 - Quiz

.
Er wordt 4,50 gram P gebruikt. Hoeveel gram product ontstaat er?
A
0,145
B
0,0720
C
10,3
D
20,6

Slide 33 - Quiz

.
Er ontstaat 2,63 gram NiO. Hoeveel gram Nikkel was er nodig?
A
2,63
B
2,07
C
2,90
D
0,0352

Slide 34 - Quiz

.

Er ontstaat 2,63 gram NiO. Hoeveel mL zuurstof was er nodig bij normale druk en 298 K?
A
0,394
B
0,0176
C
394
D
0,0352

Slide 35 - Quiz

13,0 gram propaan wordt volledig verbrand. Hoeveel gram en hoeveel mL koolstofdioxide er vrij komt bij deze verbranding (273 K en normale druk)

Slide 36 - Diapositive

Bij fotosynthese worden water en koolstofdioxide omgezet tot zuurstof en glucose. Ik wil 155 kg glucose verzamelen. Hoeveel Liter water heb ik nodig en en hoeveel liter koolstofdioxide? (273 K en normale druk)

Slide 37 - Diapositive

Maken molreken opdrachten blad

Slide 38 - Diapositive

Klaar: Ik ga 4,5 gram ethaan volledig verbranden. Hoeveel mL zuurstof heb ik nodig (273 K en normale druk) en hoeveel mL water ontstaat er bij deze reactie

2: Ik heb 23 gram glucose opgelost in 550 mL water, ik ga de oplossing vervolgens 6x verdunnen. wat is de nieuwe concentratie?

Slide 39 - Diapositive