Les 40 en 41 Onregelmatige + Engelse werkwoorden

Wat gaan we doen.... 

- terugblik vorige les
 - uitleg les 40 onregelmatige  werkwoorden
- inoefenen
- zelf aan de slag
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen.... 

- terugblik vorige les
 - uitleg les 40 onregelmatige  werkwoorden
- inoefenen
- zelf aan de slag

Slide 1 - Diapositive

Nakijken 

- les 39 opdracht 1 t/m 9 -

Slide 2 - Diapositive

Terugblik

Slide 3 - Diapositive

Wat is een voltooid deelwoord?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 7 - Question ouverte

Les 40 
onregelmatige werkwoorden = sterke werkwoorden

Je leert onregelmatige werkwoorden correct spellen

Slide 8 - Diapositive

Welk onregelmatig werkwoord zit in deze zin?
'Hij heeft zich totaal in de tijd vergist.'
A
Hij
B
heeft
C
tijd
D
vergist

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'zijn'?
A
ik ben, jij is, hij is, wij bennen
B
ik is, jij is, hij is, wij zijn
C
ik ben, jij bent, hij is, wij zijn
D
ik ben, jij bent, hij bent, wij bennen

Slide 10 - Quiz

Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Mijn opa ..... je niet horen, hij is doof'

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wat gaan we doen.... 

- nakijken
- terugblik 
- werk afmaken
- spel 

Slide 17 - Diapositive

Nakijken 

- les 39 opdracht 1 t/m 9 -

Slide 18 - Diapositive

Terugblik

Slide 19 - Diapositive

Wat zijn de onregelmatige werkwoorden? Het zijn er zes!

Slide 20 - Question ouverte

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?
A
Begint vaak met ge-, be- of ver- en is NOOIT de persoonsvorm.
B
Dat zijn 6 werkwoorden die je moet kennen en anders moet leren.
C
Dat zijn sterke werkwoorden.

Slide 21 - Quiz

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Misschien wil de leraar ons helpen.

Slide 22 - Question ouverte

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'hebben'?
A
ik heb, jij hebt, hij hebt, wij hebben
B
ik heeft, jij heeft, hij heeft, wij heven
C
ik heb, jij heeft, hij heeft, wij hebben
D
ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben

Slide 23 - Quiz

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Je zult het moeten proberen.

Slide 24 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Je .... moe zijn na die lange reis'

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Misschien wil de leraar ons helpen.

Slide 26 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Wat?
Les 40 opdracht 1, 4, 6, 7, 11 en 12 op blz. 84 en 85
Hoe?
Lees uitleg op bladzijde 84
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar?
Stillezen

Slide 27 - Diapositive

Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Je .... moe zijn na die lange reis'

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Misschien wil de leraar ons helpen.

Slide 29 - Question ouverte

Wat gaan we doen....

- nakijken les 40
- terugblik
 - uitleg les 41: Engelse  werkwoorden
- inoefenen
- zelf aan de slag

Slide 30 - Diapositive

Nakijken 


- les 40 
opdracht 1, 4, 6, 7, 11 en 12

Slide 31 - Diapositive

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Kim vraagt: 'Mogen we het samen doen?'

Slide 32 - Question ouverte

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'hebben'?
A
ik heb, jij hebt, hij hebt, wij hebben
B
ik heeft, jij heeft, hij heeft, wij heven
C
ik heb, jij heeft, hij heeft, wij hebben
D
ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben

Slide 33 - Quiz

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Selma zegt boos: 'Zij hebben het ook niet gedaan!'

Slide 34 - Question ouverte

Wat zijn de onregelmatige werkwoorden? Het zijn er zes!

Slide 35 - Question ouverte

Engelse werkwoorden vervoegen

Je leert Engelse werkwoorden correct spellen

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de tegenwoordige tijd: Hij ... (timen)
A
timet
B
timt

Slide 43 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte

Slide 44 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd: Hij ... lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 45 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat?
Maken les 41 opdracht 1 t/m 5 blz. 86 en 87
Hoe?
Lees uitleg op bladzijde 86
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar?
Stillezen, huiswerk/leren ander vak

Slide 46 - Diapositive

Engelse werkwoorden
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete

Slide 47 - Quiz

Engelse werkwoorden vervoegen
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij gamd de hele dag.

Slide 48 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 49 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 50 - Quiz