4 Havo Katern 4 RUILEN OVER TIJD (H1 t/m H3 en vooruitblik op H2)

Oefenvragen 
Hierbij de oefen vragen voor katern 4 
Hoe maak je dat?
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefenvragen 
Hierbij de oefen vragen voor katern 4 
Hoe maak je dat?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In Nederland is de inflatie 14%. De lonen zijn gemiddeld 5% gestegen. Hoeveel is je reëele koopkracht gestegen of gedaald? Gebruik de vuistregel.

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In Nederland is de inflatie 14%. De lonen zijn gemiddeld 5% gestegen. Hoeveel is je reëele koopkracht gestegen of gedaald? Gebruik de uitgebreide berekening.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is inflatie ongunstig voor sparen bij een lage spaar rente?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de reden dat beginnende huizenkopers vaak een annuïteitenhypotheek verkiezen boven een lineaire hypotheek

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan een economische crisis leiden tot meer besparingen bij gezinnen?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je maandelijkse inkomen is een
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De overheidsschuld is een
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding, geef aan bij 1,2,3 & 4 of het omhoog of omlaag gaat.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de AOW wordt gebruik gemaakt van het
A
Kapitaaldekkingsstelsel
B
Omslagstelsel
C
Premiedekkingsstelsel
D
Geld van de ouderen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit wat het kapitaaldekkingsstelsel is.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Door de vergrijzing komen er steeds meer AOW'ers. De overheid wil de AOW premie voor werkenden verhogen. Leg uit dat dit de intergenerationele solidariteit onder druk zet.

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is het volgen van een studie ook wel "ruilen over tijd"

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Is hier sprake van intertemporele substitutie?
A
Nee, want er wordt hier geen geld geruild over de tijd.
B
Nee, er wordt hier alleen naar de consumenten kant gekeken -> geen handel.
C
Ja, op puntA is er de mogelijk om te handelen met je geld als consument
D
Ja, want op puntA is het mogelijk om de consumptie te ruilen over de tijd.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
pensioen volgens het omslagstelsel
D
het krijgen van een uitkering

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De afschrijvingskosten op de resultatenrekening zijn een goed voorbeeld van ‘ruilen over de tijd’. De afschrijvingskosten worden op het moment van afschrijven ? door het bedrijf als uitgave betaald.
A
wel
B
niet

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de overheid de belastingen verhoogt om de zorgkosten in verband met de vergrijzing te betalen, vindt er ruilen over de tijd plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de overheid geld leent voor de aanleg van wegen is er sprake van ruil over de tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ruilen over de tijd laat zich het best beschrijven als..
A
vervroegen van consumptie
B
uitstellen van consumptie
C
rente betalen
D
inkomen en koopkracht verschuiven tussen heden en toekomst

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
Studeren
C
belasting betalen
D
het krijgen van een AOW uitkering

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een pensioen is een goed voorbeeld van ruilen over tijd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sommige ouders helpen hun kind met een lening voor bijvoorbeeld het kopen van een huis.
Wat heeft dit te maken met ruilen over tijd?
A
Kinderen zien nu af van (toekomstige) consumptie
B
Ouders zien nu af van (toekomstige) consumptie

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

I: lenen is Ruilen over Tijd van het heden naar de toekomst
II: sparen is Ruilen over Tijd van de toekomst naar heden.
A
Beiden juist
B
Beiden onjuist
C
Alleen I juist
D
Alleen II juist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

I: Bij de AOW is er sprake van Ruilen Over Tijd
II: Bij pensioen is er sprake van Intergenerationele solidariteit
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij consumptie is altijd sprake van ruilen over tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Als je consumeert besteed je nu en is er geen sprake van het uitstellen van consumptie.

Bron: LWEO, Jong en oud 5e druk.
Wat bedoelen we met ruilen over de tijd door middel van sparen?
A
Het verplaatsen van geld naar de bank
B
Het verplaatsen van geld naar achteren in de tijd
C
Het verplaatsen van geld naar voren in de tijd
D
het verplaatsen van geld naar een spaarvarken

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN voorbeeld van
ruilen over de tijd?
A
Je betaalt maandelijks premie voor je pensioen.
B
Je koopt met een persoonlijke lening een nieuwe wasmachine.
C
Je betaalt elke maand huur voor je woning.
D
Je koopt een telefoon op afbetaling.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

I. Rente is een voorbeeld van ruilen over de tijd.
II. Hogere rente bevordert sparen en lenen.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke van de 2 is er sprake van ruilen over tijd?

Kapitaaldekkingsstelsel of omslagstelsel?
A
Kapitaaldekkingsstelsel
B
Omslagstelsel
C
Beide
D
Geen van beiden

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je gaat studeren kies je voor een investering in je .............
A
Kapitaal
B
Menselijke kapitaal
C
Verdiencapaciteiten
D
Ruilen over de tijd

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke van de 3 pijlers is er geen sprake van ruilen over de tijd?
A
Bedrijfspensioen
B
Geen van allen
C
A.O.W (basispensioen)
D
Vrijwillige pensioenopbouw

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De AOW is een voorbeeld van ruilen over tijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het synoniem voor ruilen over tijd is:
A
Substitutiegoed
B
Intertemporele subsitutie
C
interval substitutie
D
Interval substitutiegoed

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De intertemporele budgetlijn geeft ruilen in de tijd aan in een model.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe doet de overheid aan ruilen over tijd?
A
Investeren in onderwijs
B
Kopen van straatlantaarns
C
Uitgeven van staatsobligaties
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Intertemporele substitutie is ....
A
hetzelfde als ruilen over de tijd
B
consumptie vervroegen
C
sparen
D
hetzelfde als lenen

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions