AFP B3 - Nier- en urinewegaandoeningen


Nier- en urinewegaandoeningen




Module B - 21VZT
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
AFPMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


Nier- en urinewegaandoeningen




Module B - 21VZT

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je de functie van de nieren benoemen en minstens drie verschillende nier- of urinewegaandoeningen beschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Introduceer het leerdoel van de les en vertel wat de studenten zullen leren.
Wat weet jij al over ziekten van nieren en urinewegen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doen de nieren?
De nieren hebben een taak bij...
  • het maken van urine
  • het regelen van een balans met vocht, zouten, zuurgraad
  • het maken van hormonen (renine, epo, vitamine D3)

Slide 4 - Diapositive

Leg kort uit wat de nieren zijn en waar ze zich bevinden.
Het nefron
In het nefron maakt de nier urine in vier stappen...
  1. filteren
  2. heropnemen
  3. afscheiden
  4. uitscheiden

Slide 5 - Diapositive

Beschrijf de verschillende functies van de nieren en leg uit waarom deze belangrijk zijn.
1 nierstenen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nierstenen
Nierstenen zijn harde stukjes kristallen die zich in de nieren kunnen vormen. Soms verstoppen ze de doorgang (in nierbekken of urineleider).

Slide 7 - Diapositive

Leg uit wat nierstenen zijn en welke symptomen ze kunnen veroorzaken.
Nierstenen
  • nierstenen bestaan meestal uit calcium of oxaalzuur
  • risico neemt toe als de urine oververzadigd is met deze mineralen

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat nierstenen zijn en welke symptomen ze kunnen veroorzaken.
Nierstenen
Oorzaken zijn...
  • te weinig urinevorming door te weinig drinken
  • bij een te lage zuurgraad (pH) slaan kristallen neer
  • een tekort aan kristallen (citraat) die de vorming van stenen tegengaan

Slide 9 - Diapositive

Leg uit wat nierstenen zijn en welke symptomen ze kunnen veroorzaken.
Nierstenen
  • veel eiwitten (vlees eten) geeft veel calcium uitscheiding in de nier
  • te hard werkende bijschildklier (hoge concentratie hormoon PTH - parathormoon, verhoogt bloedcalcium)

Slide 10 - Diapositive

Leg uit wat nierstenen zijn en welke symptomen ze kunnen veroorzaken.
Nierstenen
Klachten van nierstenen zijn...
  1. koliekpijn
  2. rugpijn
  3. braken
  4. duizeligheid
  5. koorts
  6. bloed bij urine

Slide 11 - Diapositive

Leg uit wat nierstenen zijn en welke symptomen ze kunnen veroorzaken.
Nierstenen
Behandeling...
  • kleine stenen worden vaak spontaan uitgeplast
  • pijnstillers (nsaid's)
  • vergruizen van de nierstenen (met ESWL - extracorporele shock wave lithotrypsie)

Slide 12 - Diapositive

Leg uit wat nierstenen zijn en welke symptomen ze kunnen veroorzaken.
2
nierfalen

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nierfalen
Acuut nierfalen ontstaat door...
  • laag bloedvolume (shock, hartfalen)
  • infectie (glomerulonefritis)
  • verstopping van de urineleider

Slide 14 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Chronisch nierfalen waarbij de functie ernstig verstoord is wordt nierinsufficiëntie genoemd. Oorzaken zijn...
  • hypertensie
  • diabetes en cardiovasculaire aandoeningen
  • medicijngebruik
  • leefstijl (veel zout, roken, obese) overgewicht)

Slide 15 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Chronisch nierfalen leidt tot...
  • lage urineproductie
  • ophoping van afvalstoffen in bloed
  • hoge bloeddruk
  • eiwitverlies in de urine

Slide 16 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Klachten van nierfalen zijn...
  • in het begin niets
  • ophoping van afvalstoffen veroorzaken...
  • braken
  • jeuk
  • tremoren
  • moe en bloedarmoede

Slide 17 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Klachten van nierfalen zijn...
  • schuimende urine omdat er veel eiwitvlokken in zitten
  • door te zuur bloed (acidose) ruikt de adem naar ammoniak
  • oedeem in benen (door te lage osmotische druk gaat vocht uit de bloedbaan)

Slide 18 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Behandeling van nierfalen...
  • medicijnen...
  • bloeddrukverlagers
  • cholesterolremmers
  • ACE-remmers (verminderen eiwitverlies in urine)
  • medicijnen die het kalk en fosfaat regelen

Slide 19 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Behandeling van nierfalen...
  • voedingsadviezen...
  • zoutarm dieet (hypertensie tegengaan)
  • kaliumbeperking
  • eiwitbeperkt dieet (hyperuremie tegengaan)
  • vochtbeperking (voorkomen van oedemen)

Slide 20 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Behandeling van nierfalen...
  • dialyseren...
  • het buikvlies dient als filter
  • via een katheter wordt schone vloeistof ingebracht, dit trekt vocht en afvalstoffen aan

Slide 21 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Behandeling van nierfalen...
  • dialyseren...
  • een apparaat dient als filter
  • via een ader wordt het vuile bloed naar een machine gebracht, die het filtert

Slide 22 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierfalen
Behandeling van nierfalen...
  • dialyseren...
  • het vuile bloed komt uit een vergrote ader (de shunt)

Slide 23 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierkanker
Nierkanker ontstaat vaak uit de tubulaire cellen...
  • heldercellig niercelkanker (80%, voorheen Grawitz tumor)
  • papillair niercelkanker (15%)
  • soms maken de cellen hormonen (renine of epo) met hypertensie of polycythemie als gevolg



Slide 24 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Nierkanker
Nierkanker geeft in het begin geen klachten. Later...
  • bloed in de urine
  • rugpijn
  • zwelling voelen in de buik
  • afvallen, moe zijn, malaise
  • hypertensie, polycythemie
  • hypercalciëmie

Slide 25 - Diapositive

Beschrijf wat er gebeurt bij nierfalen en welke symptomen dit kan veroorzaken.
3
infecties

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urineweginfecties
Urineweginfecties worden veroorzaakt door bacteriën die in de blaas en de urinewegen komen...
  • meest voorkomend is de blaasontsteking

Slide 27 - Diapositive

Leg uit wat een urineweginfectie is en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Urineweginfecties
Klachten zijn...
  • vaak beetjes plassen
  • pijnlijke mictie
  • troebele urine
  • stinkende urine
  • koorts

Slide 28 - Diapositive

Leg uit wat een urineweginfectie is en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Urineweginfecties
Bij een nierbekkenontsteking is de bacterie schade aan het richten in het nierbekken (pyelonefritis)...
  • UWI-klachten, maar dan acuut en hevig

Slide 29 - Diapositive

Leg uit wat een urineweginfectie is en welke symptomen dit kan veroorzaken.
Conclusie
Je hebt geleerd over de functie van de nieren en verschillende nier- en urinewegaandoeningen. Je weet nu ook hoe deze aandoeningen kunnen worden behandeld en voorkomen.
Goed gedaan!

Slide 30 - Diapositive

Rond de les af en vat kort samen wat de studenten hebben geleerd.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 31 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 32 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 33 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.