Grammatica 1hv pww 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica pww 2

Redekundig ontleden

Zinsdelen

Wat is de persoonsvorm?
Marieke is gisteren van de trap gevallen.

1. Marieke
2. is
3. gevallen
4. trap

Wat is het onderwerp?
Marieke is gisteren van de trap gevallen.

1. Marieke
2. is
3. gevallen
4. trap

Welke woorden horen bij het werkwoordelijk gezegde?
Marieke is gisteren van de trap gevallen.

1. Marieke en gevallen
2. is en gevallen
3. Marieke en is

In het proefwerk kun je...

• de persoonsvorm aangeven
• het onderwerp aangeven
• het werkwoordelijk gezegde aangeven
• het lijdend voorwerp aangeven
• het meewerkend voorwerp aangeven
• de bijwoordelijke bepaling aangeven
• de tekens van Paardekooper gebruiken!

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp (lv) ondergaat de handeling. 

Ik koop een fiets.

Vinden:

Wie/wat + wg + ow = lv

Wie/wat koop ik? = een fiets

Wat is het lv?
De jongen gooide een sneeuwbal.

Meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets is. Het begint vaak met 'aan' of 'voor'. 

Ik koop een fiets voor jou. 

Vinden:

Aan/voor wie + wg + ow + lv = mv

Aan/voor wie koop ik een fiets? = voor jou

Wat is het mv?
Ik geef een cadeau aan het kind.

Bijwoordelijke bepaling

De bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op de volgende vragen: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

Hoe te vinden? Zoek de pv, het wg, het ow, het lv en het mv. Wat overblijft, is meestal een bwb.

Bijwoordelijke bepaling

Ik koop morgen een fiets voor jou.

Wanneer? 

Wat is over?

Ik snap deze stof.

😒🙁😐🙂😃

Oefenen

Zinnen op het losse blaadje.

Boek: 

H4 opdr 3

H4 opdr 4

H5 opdr 3

H5 opdr 4

H6 opdr 3

Ik snap deze stof.

😒🙁😐🙂😃