TW3 Hoe schrijf ik een betoog?

Welkom!
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

betoog schrijven


Na deze les weet je wat een betoog is en  
hoe een betoog is opgebouwd. 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je het doel van een betoog uitleggen;
...kun je de opbouw van een betoog uitleggen;
...kun je een standpunt en een argument juist noteren.

Slide 3 - Diapositive

Betoog
In een betoog geef je jouw mening --> standpunt innemen.

Dit standpunt noteer je al in de inleiding van je betoog.



Slide 4 - Diapositive

Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?
A
Het weerbericht
B
Een bijsluiter van medicatie
C
Een anekdote
D
Een recensie over een film

Slide 5 - Quiz

Betoog
Jouw standpunt onderbouw je door minimaal drie argumenten te noemen.
Het tekstdoel = overtuigen.
Je overtuigt de lezer van jouw standpunt.
Elke alinea begint met een argument 
(dus minimaal 3 alinea's).




Slide 6 - Diapositive

Wat is een kenmerk van een feitelijk argument?
A
Het is fictie
B
Het is controleerbaar.
C
Veel mensen zijn het hiermee eens.

Slide 7 - Quiz

In de Tweede Kamer komen betogen regelmatig voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Opbouw
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking

Slot (herhaling standpunt)

Slide 9 - Diapositive

Opbouw
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking

Slot (herhaling standpunt)
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking
Argument 3 & uitwerking
Slot (herhaling standpunt en uitsmijter)

Slide 10 - Diapositive

Om mee te beginnen:
  • Lees de overtuigende tekst aandachtig door. 
  • Onderstreep/markeer spelfouten. 
  • Kijk de tekst na met behulp van het antwoordmodel. 

Slide 11 - Diapositive

Inleiding

1. aanleiding, constatering, anekdote en/of probleemomschrijving
2. geef een of meerdere voorbeelden (van het genoemde/ onderwerp)
3. formuleer jouw standpunt over het onderwerp

Slide 12 - Diapositive

Onderbouwing
Je argument moet worden onderbouwd. 


Stelling: De leeftijdsgrens voor alcohol moet naar zestien jaar.

Argument: 'Jongeren moeten de kans krijgen te leren omgaan met drank'.

Onderbouwing: Iedereen die een beetje nadenkt weet dat jongeren graag willen doen wat hun wordt verboden. Jongeren moeten de kans krijgen om te laten zien dat ze kunnen omgaan met alcohol. Dat zal misschien niet altijd goed gaan, maar daar leren ze van. Wanneer het hun verboden wordt, zullen ze ook niet leren hoe ze er verantwoordelijk mee kunnen omgaan. Sterker nog, het zal waarschijnlijk leiden tot ongeremd drankmisbruik. Jongeren kunnen deze verantwoording echt wel aan. 

Slide 13 - Diapositive

Slot

- Je herhaalt jouw standpunt nogmaals
- Je benoemt heel kort nogmaals jouw argumenten (ultrakort)
- Je sluit af met een passende slotzin/ uitsmijter

Op de volgende slide enkele gruwelijk foute afsluiters uit de jaren 2015 tot heden: 


Slide 14 - Diapositive

Titel
De titel bedenk je als laatste.
De titel moet scherp en helder worden geformuleerd.
 

Slide 15 - Diapositive

Onderbouwing

Tips voor een sterk betoog

Varieer in het gebruik van signaalwoorden 


bovendien / daarnaast / als derde argument / tot slot

hierdoor / waardoor / zodat / om die reden
De argumenten mogen geen overlap vertonen.

De argumenten mogen elkaar niet tegenspreken.

De alinea-indeling is correct.

De opbouw is logisch.
Sterkste argument eerst of juist niet?

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
  • Voor jezelf in stilte (15 minuten)
  • Vragen? Stel gerust
  • Eerder klaar? Steek je vinger op 

    Opdracht: 
    - Werk jouw overtuigende tekst verder uit in Exam.net. 

Slide 17 - Diapositive

Om mee te beginnen, V2:
1. Noteer de betekenis van de volgende woorden:  de uitlating, de tirade en ontzeggen. 
2. Verwerk elk woord in een eigen zin (het mogen ook meerdere zijn). 

Slide 18 - Diapositive

Om mee te beginnen, H2:
1. Noteer de betekenis van de volgende woorden:  indammen, reflecteren en de inspectie.
2. Verwerk elk woord in een eigen zin (het mogen ook meerdere zijn). 

Slide 19 - Diapositive

Voor vandaag: 
  • Ik weet welke woorden ik moet leren voor de toets
  • Ik weet wat mijn aandachtspunten zijn tijdens de toets

Slide 20 - Diapositive

Keuzes: 
Keuze 1
Keuze 2
Keuze 3
Verder werken aan het oefenbetoog. 
Woordenlijst/theorie leren. 
Leren voor een ander vak. 

Slide 21 - Diapositive

Feedback oefentoets
1. Zorg ervoor dat je het uiterlijk woensdag af hebt. 
2. Mail twee/drie punten waarop je feedback wil. 
3. Uiterlijk aanstaande vrijdag ontvang je de feedback. 

Slide 22 - Diapositive

Inleiding:
Wij zijn tegen het tachtig-minutenrooster om deze redenen:

Slide 23 - Diapositive

Inleiding:
Op het Hofstad Lyceum is er een discussie. De school wil de lessen van zestig naar tachtig minuten veranderen. Veel leerlingen vinden het een goed idee maar anderen een slecht idee, Ik ben er zelf niet mee eens.

Slide 24 - Diapositive

Inleiding
Een tachtig-minutenrooster op onze school zou verschillende voordelen bieden aan zowel de leerlingen als de leraren. Op dit moment hebben we een zestig-minutenrooster, wat soms niet genoeg kan zijn om alles goed af te maken. Door langere lesuren in te voeren, krijgen leerlingen genoeg tijd om zich beter te voorbereiden voor toetsen, om huiswerk af te ronden en om het toets stof effectiever te herhalen. Dit kan niet alleen een bijdragen hebben aan betere leerresultaten, maar ook stress verminderen. In deze tekst lees je argumenten over waarom er een tachtig-minutenrooster moet komen op onze school.

Slide 25 - Diapositive

Inleiding
Op scholen wordt er nu meer tachtig minuten lessen aangeschaft. Er kunnen veel problemen doordit ontstaan. Daarom moet iedereen zich laten horen, waardoor dit misschien niet door kan gaan. Zo kan iedereen het beste les krijgen hoe hij of zij wilt.
Hieronder zijn goeie argumenten geschreven die iedereen kan gebruiken.

Slide 26 - Diapositive

Standpunt formuleren
Formuleer je standpunt altijd positief.

Dus niet: Ik vind dat de leeftijd waarop je in Nederland mag stemmen niet omlaag moet. 

Maar: Ik vind de leeftijd waarop je in Nederland mag stemmen de juiste leeftijd. 

Slide 27 - Diapositive

Mag je in de inleiding je standpunt al vermelden?
A
Ja
B
Nee
C
Mag je zelf weten
D
Ja, dat moet zelfs!

Slide 28 - Quiz

In de inleiding van je betoog wordt je standpunt duidelijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Wat hoort bij de inleiding?
A
conclusie
B
argumenten
C
anekdote

Slide 30 - Quiz

Middenstuk

Argument 1, 2 en 3 inclusief ondersteuning.
Per argument gebruik je een alinea.


Slide 31 - Diapositive

In welk deel van het betoog worden de argumenten uitgewerkt?
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
Dat mag overal

Slide 32 - Quiz

De argumenten die je standpunt onderbouwen, bewaar je tot het slot.
A
juist
B
niet juist

Slide 33 - Quiz

Tegenargument

Wat is dat?
Bij een tegenargument kruip je in het hoofd van jouw opponent. (=de persoon die het niet met jou eens is)

Je benoemt wat hij/zij zou zeggen, maar je weerlegt dit daarna meteen. (of je zwakt het af).  

Slide 34 - Diapositive

Tegenargument + weerlegging: voorbeeld van leerling Z (2019)

[ tegenargument ] Nu zullen er mensen zijn die zeggen: die kinderen van zestien kunnen nog helemaal geen verantwoordelijkheid aan. Je ziet ze op allerlei gebieden onverantwoordelijk gedrag vertonen. [ weerlegging ] Maar tegen die mensen wil ik zeggen: je bent niet van de ene op de andere dag verantwoordelijk. Verantwoordelijkheid moet je eerst krijgen om ermee te leren omgaan. En hoe jonger die wordt geoefend, hoe sneller dit zal worden geleerd. 

Slide 35 - Diapositive

Hoe noem je een argument dat niet voor jouw stelling is?
A
conclusie
B
tegenargument
C
anti-argument
D
weerlegging

Slide 36 - Quiz

Hoe noem je de ontkrachting van een tegenargument?
A
zwakke argumentatie
B
contra-argumentatie
C
weerlegging
D
redenering

Slide 37 - Quiz

- Bedankt voor het lezen.
(Variant: Ik hoop dat je/u het leuk vond om te lezen)
- Groetjes!
- De toekomst zal het leren (te cliché!)
- Zo, dit was mijn betoog.
P.s. Een schrijver schrijft ook niet aan het einde van zijn boek: Zo, dit was mijn boek. 
- Dit is geschreven door [naam].  



Slide 38 - Diapositive

Slot 
Tot slot wat ik dus wou zeggen is, een lange les is een beetje onmogelijk voor een goede concentratie (een concentratie kan maar max twintig-minuten lang duren) daardoor zou het moeten blijven met 60-minutenrooster.

Slide 39 - Diapositive

Slot
60 minuten les is de perfecte tijd voor les geven, leerlingen vinden dat een normale tijd en ook genoeg voor uitleg. Ze worden niet te snel moe en kunnen zich beter concentreren. 

Slide 40 - Diapositive

Slot
Kortom, een tachtig-minutenrooster zorgt voor langere lessen waarin leerlingen zich minder goed kunnen concentreren en meer kans hebben om belangrijke dingen te missen. In plaats daarvan zouden kortere lessen en meer pauzes beter passen bij wat leerlingen nodig hebben om goed te kunnen leren. 

Slide 41 - Diapositive

Slot
Dus ik vind dat er geen 80-minuten rooster moet komen, omdat de concentratie van leerlingen dan slecht wordt, het is onnodig en een schooldag is dan te lang.

Slide 42 - Diapositive

Aan de slag, H2!
  • Individueel (fluisterend), twintig minuten. 
  • Vragen? Stel gerust. 
  • Eerder klaar? 3.9 Spelling opdracht 10. 

    Opdracht: 
    -
    Werk de inleiding en jouw slot bij. 
    - Controleer de hele tekst op spelling. 
    - Kijk jouw eigen tekst na.  

Slide 43 - Diapositive

Aan de slag, V2!
  • Individueel (fluisterend), twintig minuten. 
  • Vragen? Stel gerust. 
  • Eerder klaar? 3.3 Lezen opdracht 15a, b en c + opdracht 16. 

    Opdracht: 
    -
    Werk de inleiding en jouw slot bij. 
    - Controleer de hele tekst op spelling. 
    - Kijk jouw eigen tekst na.  

Slide 44 - Diapositive

Je mag in het slot geen nieuwe argumenten meer noemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quiz

Wat is de beste slotzin?
A
Groetjes!
B
Hoop dat u het leuk vond. ;)
C
Een passende uitsmijter
D
Dit is geschreven door Danny

Slide 46 - Quiz

Wat bedoelen we eigenlijk met 'een uitsmijter'?
A
Een origineel verhaaltje
B
Een pakkende slotzin
C
Een dubbelzinnige opmerking
D
Een synoniem

Slide 47 - Quiz