Grammatica les 3 - uitleg wg/ng/werkwoorden + zelf werken

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Deze les:

Uitleg over verschil ng en wg +

de verschillende werkwoorden

Zelf aan de slag!

Deze week

Vandaag: bijpraten over de vakantie en Oekraïene 

+ uitleg werkwoorden en ng/wg

Dinsdag (mentorles): uitlooples (neem je Nederlands mee!)

Donderdag: les om vragen te stellen

Hoe was jouw vakantie?

Wat weten jullie van de situatie in Oekraïene (antwoorden op bord).

jeugdjournaal.nl

jeugdjournaal.nl

Aan de slag!

Hoe gaat het met je planning?

Verder werken aan opdrachten.

Voor vragen --> kom langs bij je docent!

Zelf nakijken: antwoorden staan op ELO.

Peuterpraat

Een tweejarige peuter kan praten, maar spreekt nog niet zo heel goed Nederlands. 

Op de volgende slide zie je voorbeelden van peuterzinnetjes.

mama lief

papa slapen

ikke eten

auto toettoet

eten bah

poesje krabben

Welk woord moet er tussen de twee woorden staan om de betekenis uit te drukken?

(dus mama … lief en papa … slapen).

mama lief

popje stout

meloen bah

snoepje lekker

broertje boos

papa slapen

Annie lachen

tante zingen

hondje blaffen

treintje tsjoektsjoek

De basis van alle zinnen

Twee betekenissen:

zijn

doen

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde 

Bij zinnen met een doen-betekenis is het kernwoord een werkwoord.

Papa gaat lekker slapen.

= werkwoordelijk gezegde

Bij zinnen met een zijn-betekenis is het kernwoord een naamwoord.

De pop was stout.

= naamwoordelijk gezegde

Er staan ook nog andere werkwoorden in het gezegde!

Dit heb je geleerd: 

Je kunt nu de volgende zinsdelen herkennen:

Werkwoordelijk gezegde (doen-kern): alle werkwoorden + "te" / "aan het"

Naamwoordelijk gezegde (zijn-kern): alle werkwoorden + "te" / "aan het" + naamwoordelijk deel (met zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord als kern).

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Het werkwoord van de doen-kern is het zelfstandig werkwoord. 

Papa gaat lekker slapen.

werkwoordelijk gezegde = gaat slapen

'slapen' = zelfstandig werkwoord

Andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

'gaat' = hulpwerkwoord

Koppelwerkwoord en hulpwerkwoord

Bij een zijn-betekenis is er één werkwoord die de zijn-kern (zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord) koppelt aan het onderwerp.

De pop was stout.

naamwoordelijk gezegde = was stout

'was' = koppelwerkwoord

De pop is stout geweest.

'is' = hulpwerkwoord

'geweest' = koppelwerkwoord

Voorbeeld:

1. Waarom werden Klein Duimpje en zijn broers in het bos achtergelaten?

Schrijf op:

ow = Klein Duimpje en zijn broers

doen-zin, dus werkwoordelijk gezegde

wg = werden (hww) achtergelaten (zww)

2. Jarenlang is Sneeuwwitje de verzorgster van de zeven dwergen gebleven.

Schrijf op:

ow = Sneeuwwitje

zijn-zin, dus naamwoordelijk gezegde

ng = is [de verzorgster van de zeven dwergen] gebleven

Aan de slag!

Verder werken aan opdrachten.

Voor vragen --> kom langs bij je docent!

Aan de slag!

Hoe gaat het met je planning?

Verder werken aan opdrachten.

Voor vragen --> kom langs bij je docent!

Zelf nakijken: antwoorden staan op ELO.