Orthopedagogiek lesweek 4 dyslexie dyscalculie en faalangst

Dyscalculie
Dyslexie
Faalangst
TOS
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
orthopedagogiekMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Dyscalculie
Dyslexie
Faalangst
TOS

Slide 1 - Diapositive

Inleiding
LEERPROBLEMEN of LEER ACHTERSTAND
Problemen bij de schoolse vaardigheden lezen, spelling, rekenen. Heeft altijd te maken met andere factoren.

LEERSTOORNIS
Hardnekkig probleem bij lezen, spellen, rekenen. Dit vlot aanleren lijkt aangetast, zoals bij dyslexie en dyscalculie.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

1. Dyslexie heeft invloed op je intelligentie (IQ).
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

2. Dyslexie kun je pas waarnemen op de middelbare school.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

3. Mensen met dyslexie zijn vaak uitblinkers op andere gebieden.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 6 - Quiz

Wat is dyslexie?  
  • Blijvende moeilijkheden met lezen / spelling / schrijven.
  • Je bent hiermee geboren.
  • Je hersenen gaan anders met taal om.

  • Resultaten lezen en/of spellen blijven duidelijk achter.
  • De koppeling tussen letters en klanken mist.
  • Je kunt er niets aan doen, je hoofd werkt gewoon anders!

Slide 7 - Diapositive

  1. Leerstoornis.
  2. Informatieverwerking.
  3. Je wordt ermee geboren.
  4. Woordherkenning.
  5. Moet vastgesteld worden.
  6. Fouten zijn bijvoorbeeld:
    radend lezen, woorden overslaan, omdraaien woorden / letters.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Ervaar het zelf:

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Kenmerken dyslexie
Verschil horen tussen klanken
E, EU, UI, A
Klanken in volgorde zetten
Dorp, drop 12/21 
Onthouden van losse gegevens
Rijtjes, woorden en jaartallen
Onthouden van..
gezegdes, uitdrukkingen of woordcombinaties
Aanleren van reeksen
Tafels of spellingsregels

Slide 12 - Diapositive

Vormen van lezen
Anticiperend lezen
Radend lezen. Scannend lezen,  Bijvoorbeeld ‘poes’ lezen, als er ‘kat’ staat.

Gokkend lezen
Bij onvoldoende leestechniek slaat 
het raden om in gokken en passen de woorden niet in de context: er wordt bijvoorbeeld ‘zwart’ gelezen in plaats van ‘zwaan’.

Spellend lezen
Er wordt letter voor letter gelezen. 

Slide 13 - Diapositive

Dyscalculie

Slide 14 - Diapositive

1. Iemand met dyscalculie heeft alleen moeite met rekenen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quiz

2. Mensen met dyscalculie kunnen hierdoor veel stress ervaren
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 16 - Quiz

3. Er is maar één vorm van dyscalculie
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 17 - Quiz

Drie vormen:
  1. Het niet of bijna niet kunnen lezen van getallen en cijfers.

  2. Getallen niet op de juiste manier op kunnen schrijven. 

  3. Het op de verkeerde plek neerzetten van cijfers en getallen. En moeite hebben met rekenen.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Dyscalculie ?!
Het cijfer drie wordt op verschillende manieren opgeslagen in de hersenen:
- Het woord drie
- Het cijfer 3
- De hoeveelheid 3

Moeite met tafels, correct cijfers schrijven, foutjes in procedure, ...

Slide 20 - Diapositive

Hmm... lastig!
 Deze aspecten bevinden zich in drie verschillende hersengebieden.
 
Daarnaast is bij rekenen ook nog het frontale hersengebied van
belang. Dat speelt een rol bij  planning en probleemoplossing.

Slide 21 - Diapositive

Faalangst

Slide 22 - Diapositive

Ik kan dit niet.

Dit zal mij nooit lukken.

Ik heb hier het talent niet voor.

Ik doe het niet. 

Ik ben alles vergeten.

 

 

Slide 23 - Diapositive

Ervaringen met (faal)angst?
Van jezelf of een ander?

Slide 24 - Question ouverte

FAALANGST 
 
...is de angst om niet goed te presteren. 
En die angst werkt belemmerend.


Bron: Geerts & Van Kralingen (2020)

Slide 25 - Diapositive

Verschillende vormen
Cognitief
Bang dat je kennis onvoldoende is. Dat je niet genoeg geleerd hebt. Gevolg: zo nerveus dat je dichtklapt.

Sociaal
Veel bezig met wat een ander van je vindt. Bang voor kritiek van een ander. Gevolg: bijvoorbeeld angst voor presenteren. 


Slide 26 - Diapositive

Hoeveel procent van de jongeren heeft last van faalangst?
A
1-3%
B
4-6%
C
7-9%
D
10-20%

Slide 27 - Quiz

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?

Slide 28 - Diapositive

WAT GEBEURT ER BIJ FAALANGST?
                                                                                                                        vechten
                            vluchten 
                                          bevriezen             

Slide 29 - Diapositive

VECHTEN
Er valt een klein jongetje in de vijver. Je bedenkt je niets en springt er achter aan om hem te redden!

Bij faalangst: bijv. moeilijk gedrag laten zien. Ruzie zoeken. Weerstand. Boosheid - "ik ga dit niet doen!"

Slide 30 - Diapositive

VLUCHTEN
Je loopt de straat op om over te steken. Op het moment dat je de straat op loopt, hoor je een keiharde claxon. Je springt naar achteren.
Bij faalangst: uitstelgedrag, vermijden, afleiden. De clown uit gaan hangen. "Ik doe dit morgen wel..."

Slide 31 - Diapositive

BEVRIEZEN
Soms ben je zo angstig dat je niet meer kunt vechten en vluchten!
Dan BEVRIES je.
BLACK OUT
Faalangst: black-out. Misselijk worden, gevoel van flauwvallen, buikpijn, hoofdpijn. "Ik voel me echt niet goed"

Slide 32 - Diapositive

Tips bij faalangst?

Slide 33 - Diapositive

TIPS
- Zet negatieve gedachten om in positieve gedachten
   "Ik kan dit niet" --> 

- Gun jezelf een beetje ruimte. Je mag oefenen en leren. 

- Zet ademhalingsoefeningen in om je te herpakken

Slide 34 - Diapositive

Taalontwikkelingsstoornis: TOS

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Vidéo

Taalontwikkelingsstoornis
  • Aangeboren stoornis over het begrijpen en uiten van taal. 

  • Het brein heeft moeite met de taal goed aanleren. Kind praat bijv te weinig, weinig woorden kennen, niet goed te verstaan, niet op woorden kunnen komen, fouten maken in zinnen. 

  • FRUSTRATIE en eventueel ontstaan gedragsproblemen.

Slide 38 - Diapositive

Tips voor begeleiding van mensen met TOS ? 

Slide 39 - Diapositive

Aan de slag - placemat oefening
Maak groepjes van 4 en pak per groep 1 placemat
Iedereen schrijft in zijn eigen vak op wat je nog weet over (zelfstandig)
1. dyscalculie
2. dyslexie
3. faalangst
4. TOS


- Bespreek de verschillen in de vakken (samen)
- Kom dan samen tot 1 samenvattende zin bij alle begrippen.
- Licht als groepje de samenvattende zin toe aan je klas (delen)

timer
10:00

Slide 40 - Diapositive