Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
4 - Smelt en Kookpunt
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van de les:
- Snappen jullie wat een kook- en smeltpunt is
- Kunnen jullie er opgaven mee maken
Slide 2 - Diapositive
Wat is het kookpunt van water?
Wat is het kookpunt?
Het kookpunt is de temperatuur waarop een stof kookt, voor water is dit 100 graden celsius
Slide 3 - Diapositive
Welke faseovergangen hebben te maken met het kookpunt?
Faseovergangen kookpunt
De faseovergangen verdampen en condenseren vinden plaats bij de temperatuur van het kookpunt. Bijvoorbeeld
Gasvormig water(waterdamp) zal condenseren tot vloeibaar water wanneer het wordt afgekoelt tot 100 graden celsius
vloeibaar water zal verdampen tot waterdam wanneer het wordt verwarmd tot 100 graden celsius
Slide 4 - Diapositive
Welke faseovergangen hebben te maken met het kookpunt?
Faseovergangen kookpunt
De faseovergangen verdampen en condenseren vinden plaats bij de temperatuur van het kookpunt. Bijvoorbeeld
Gasvormig water(waterdamp) zal condenseren tot vloeibaar water wanneer het wordt afgekoelt tot 100 graden celsius
vloeibaar water zal verdampen tot waterdam wanneer het wordt verwarmd tot 100 graden celsius
Slide 5 - Diapositive
Wat is het smeltpunt van water?
Wat is het smeltpunt?
Het smeltpunt is de temperatuur waarop een stof smelt/stolt, voor water is dit 0 graden celsius
Slide 6 - Diapositive
Welke faseovergangen hebben te maken met het smeltpunt?
Faseovergangen smeltpunt
De faseovergangen smelten en stollen vinden plaats bij de temperatuur van het smeltpunt. Bijvoorbeeld
vloeibaar water stolt (bevriest) bij een temperatuur van 0 graden celsius tot de vaste fase (ijs)
Vast water (ijs) smelt bij een temperatuur van 0 graden celsius tot de vloeibare fase
Slide 7 - Diapositive
Welke faseovergangen hebben te maken met het smeltpunt?
Faseovergangen smeltpunt
De faseovergangen smelten en stollen vinden plaats bij de temperatuur van het smeltpunt. Bijvoorbeeld
vloeibaar water stolt (bevriest) bij een temperatuur van 0 graden celsius tot de vaste fase (ijs)
Vast water (ijs) smelt bij een temperatuur van 0 graden celsius tot de vloeibare fase
Slide 8 - Diapositive
Kookpunt en smeltpunt zijn ook stofeigenschappen
Slide 9 - Diapositive
In welke fase is een stof?
Als de temperatuur van de stof hoger is dan het kookpunt is de stof in de gasfase
G
Als de temperatuur van de stof onder het smeltpunt is, is de stof in de vaste fase
S
Als de temperatuur van de stof tussen het kookpunt en smeltpunt is, is de stof in de vloeibare fase
L
Slide 10 - Diapositive
In welke fase is water?
Als de temperatuur van de stof hoger is dan het kookpunt is de stof in de gasfase
G
Als de temperatuur van de stof onder het smeltpunt is, is de stof in de vaste fase
S
Als de temperatuur van de stof tussen het kookpunt en smeltpunt is, is de stof in de vloeibare fase
L
Slide 11 - Diapositive
In welke fase is alcohol?
Als de temperatuur van de stof hoger is dan het kookpunt is de stof in de gasfase
G
Als de temperatuur van de stof onder het smeltpunt is, is de stof in de vaste fase
S
Als de temperatuur van de stof tussen het kookpunt en smeltpunt is, is de stof in de vloeibare fase
L
Slide 12 - Diapositive
Oefenen:
Welke fase is Aluminium bij 1500 °C?
Slide 13 - Diapositive
(klik op het plaatje) Het is 25 °C welke fase heeft azijnzuur?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen
Slide 14 - Quiz
Ik heb wat butaan bij -20 °C. In welke fase zit dit?
A
Vaste stof
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 15 - Quiz
Het is -45 C. Welke fase heeft kwik?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen
Slide 16 - Quiz
Het is 1000 °C. welke fase heeft lood?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen
Slide 17 - Quiz
Welke stof is in de vloeibare fase bij een temperatuur van -80°C?
A
waxine
B
stikstof
C
kwik
D
alcohol
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Vidéo
Sleep de woorden naar de juiste plek.
kookpunt
smeltpunt
smelten
condenseren
verdampen
stollen
Slide 20 - Question de remorquage
Oefenen
Slide 21 - Diapositive
Welke stof is het ?
Slide 22 - Diapositive
Verwerkingsvragen
Dit is huiswerk
In SOM kan je vinden voor wanneer dit precies af moet zijn
De groene vragen zijn optioneel
Naast de LessonUp kan je ook het boek nog eens bekijken
Slide 23 - Diapositive
Hoe heet de fase-overgang van de vaste naar de vloeibare fase?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 24 - Quiz
Hoe heet de fase-overgang van de vloeibare naar de gasvormige fase?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 25 - Quiz
Wat is de fase van diamant bij 3742 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 26 - Quiz
Bekijk de figuur. Wat komt er bij de letter B?
A
condenseren
B
Vervluchtigen/sublimeren
C
stollen
D
rijpen
Slide 27 - Quiz
Kookpunt
Smeltpunt
Kooktraject
Smelttraject
Slide 28 - Question de remorquage
De volgende X vragen gaan over de onderstaande afbeelding
Sam heeft metingen verricht tijdens het uitvoeren van een practicum. Hij heeft een ijsklontje verwarmt en gedurende een aantal minuten de temperatuur bij
gehouden. Bekijk de grafiek in de afbeelding hieronder.
De volgende vraag over de onderstaande situatie.
Slide 29 - Diapositive
Geef bij iedere letter aan wat er gebeurd met het ijsklontje
Slide 30 - Question ouverte
De volgende X vragen gaan over de onderstaande afbeelding
De volgende vraag over de onderstaande situatie.
Slide 31 - Diapositive
Teken een grafiek van de resultaten van Mirjam. Omcirkel het punt/de punten waar de stof over gaat van fase.
Doe dit op papier, lever de foto in.
Slide 32 - Question ouverte
Slide 33 - Vidéo
01:22
Leg uit waarom het ijs smelt als er zout wordt toegevoegd. Gebruik het woord smeltpunt.
Slide 34 - Question ouverte
Bekijk de lijst met stoffen hiernaast. Het is 20°C, welke stoffen zijn gasvormig?
Slide 35 - Question ouverte
De koudste temperatuur die ooit in Alaska werd gemeten is – 58 ºC. Kan deze temperatuur gemeten worden met een kwik thermometer? Leg je antwoord uit!
Slide 36 - Question ouverte
Silvie verwarmt 80 gram een vaste stof. Zij maakt een grafiek van de temperatuursverandering ten opzichte van de tijd.
Welke grafiek kan horen bij een proefje met 240 gram van deze vaste stof?